door d-e stadssecretaris Jan Matthyssen 49)is aanzienlijke ruimte gegeven aan de verhandeling over alles, wat een landmeter moet kennen, maar het begrip kaart komt er niet in voor. Dit bewijst wel niet veel, maar het geeft te denken. Dit alles wordt geheel anders in de loop van de 15e eeuw. Wel licht hebben drie factoren hier in de Nederlanden hun overwegende invloed doen gelden, n.l. 1° het uitsterven in de tweede helft der 14e eeuw van de meest „eigenlandse" dynastieën, opgevolgd door de Wittelsbachers (z.g.n. Beyerse huis) en eindigende in de ter- zijdeschuiving van Jacoba in 1428 door de Bourgondiërs; 2° de mogelijkheid van centralisatie van het gezag, geboden door de zich ontwikkelende geldhuishouding; 3° de inrichting door Philips de Stoute in 1386 van een Raadkamer, die tegelijk rechtbank was en financiële controle uitoefende over de Nederlandse gewesten, een bureau met vast personeel, welke de verzakelijking der maatschap pelijke verhouding duidelijk deed blijken50). De verplaatsing van de rechtspraak buiten de onmiddellijke omgeving brengt de prac- tische vraag naar voren van de documentatie in kaartvorm (het woord is van Fockema Andreae) in zaken m.b.t. onroerend goed en het is misschien geen toeval, dat de oudste kaart in het archief van het Hoogheemraadschap Rijnland er een is, die betrekking heeft op een proces over dijkplichtigheid, gevoerd in het jaar 1457. In het begin van de 15e eeuw is men echter vermoedelijk nog niet zover, getuige het: Rechtsboek van de Briel (=t 1405) door Jan Matthijssen. Voor het onderwerp, dat onze aandacht heeft, is vooral van belang het vijfde capittel des ander Tractaats", dat over de land meters handelt 51 Reeds dadelijk valt de belangrijkheid op, welke onze stadsclerc aan deze functionnarissen toekent: ,,Inder steden noch te landen- ,,waert mach men gheens lantsmeters ontbaren, die allen denghenen, „dies gheren, wete te doen rechte erfscheidinghe ende bewijsinghe vander groten des lants ende erve, als hys begheert wordt Maar voordat de landmeter de admissie kreeg om het beroep uit te oefenen, moest hij voor de Vroedschap de landmeterseed hebben afgelegd: ,,Dat zweer ic, der steden ende des lants van Voren (Voorne) „ghezworen lantmeter te wesen. yghelic dies begheert by rechter maten tsijn te gheven ende te bewisen, van erfscheidinghe ende ,,in anderen zaken, te groter mitter roeden. Dat en sal ic laten 132 49) Het Rechtsboek van den Briel, beschreven in vijf tractaten door Jan Matthijs sen; Werken der Vereen, tot uitgave der bronnen van het oude Vader- landsche Recht, dl. I, 's-Gravenhage 1880 zie ook 37) blz. 643 en 13) blz. 10. o0) Dr. Jan Romein, De lage landen bij de zee, Utrecht z.j., blz. 209. 51) Rechtsboek 49) t.a.p. blz. 110.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 8