Misschien indien daarvoor de belangstelling bestaat kan in de loop van deze artikelenreeks meer in onderdelen op dit leerboek voor de „mosse" (die we ons als eenvoudig handwerker moeten voorstellen) worden ingegaan. Voorlopig zullen we ons echter moeten bepalen tot wat het tractaat leert over de berekening van de oppervlakte van een driehoek, waarvan alleen de drie zijden gemeten konden worden. In dit geval wordt thuis ,,ein verkleintes Bild hergestellt" en op welk een omslachtige wijze zulks geschiedde, blijkt wel uit de volgende omschrijving: „Zwei Stangen sollen durch einen, Nagel verbunden werden. Auf ihrien werden die Langen von zwei Dreiecksseiten in verjüngtem Maasse aufge- tragen. Eine dritte Stange, der driften Dreiecksseite entsprechend, wird beiden, die zu Behufe um den verbindenden Nagel drehbar sind, angepast. Dieses verjüngte Dreieck lasst jedenfalls es zu, das mann die Höhe wirklich ziehe und messe, was auf dem Felde viel- leicht nicht möglich war." In de schemering der 14e eeuw* Men zou nu in het Oost-Pruisische geval kunnen tegenwerpen, dat hier wel met de „proportiones" wordt gewerkt, doch dat in feite van een tekening op schaal geen sprake was. Hoewel dit niet veel afdoet aan de feitelijkheid van schaalkennis bij onontwikkelde „landtmosse", moet inderdaad de tegenwerping wel worden aan vaard. Echter, het Kulmer leerboekje steunt behalve op Euklides ook op een geschrift van de 14e eeuwse Franse hofastroloog Do- minicus de Clavasio, gewoonlijk Dominicus Parisiensis genoemd. In het tweede boek van diens Practica Geometriae", hetwelk de grootteberekeningen behandelt, lezen wij hoe deze Parijzenaar het vraagstuk van de oppervlakteberekening van een ongelijkzijdig driehoekig stuk land oploste, wanneer te velde alleen de drie zijden gemeten waren. Hij construeerde op een tafel f een muurwand een met het gemeten grondstuk gelijkvormige driehoek. De opper vlakte van het stuk terrein werd dan gevonden met behulp van de op de tekening gemeeten en via de proportionesberekende wer kelijke hoogte van de driehoek.72)"., Hier is derhalvei in beginsel sprake van een kaart op schaal, dus van een kaartschaal, het oudstbekende voorbeeld dat ik heb kun nen vinden van de voorstelling in evenredig verkleinde lijnen van een deel van heÊ aardoppervlak in West^Europa. En hiermee is dan de continuïteit van het schaalgebruik in het West-Europees bescha vingsgebied tot nu toe in de kadastrale literatuur aangenomen vanaf pl.m. 1550 met betrekkelijk grote zekerheid in de geschie denis teruggevonden tot pl.m. 1350. 167 in het Duits verschenen werk over landmeetkunde, in het bijzonder geschreven als samenvatting der toenmaals geldende regels en voorschriften voor de 15e eeuwse landmetende handwerkers). 72) Moritz Cantor66), t.a.p. blz. 127.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 11