nodig, op elke kaart een „maatstok" te tekenen met verdeelstrepen,
omdat reeds dadelijk de afstanden door vermenigvuldiging te be
rekenen zijn, waarbij één enkele bij de meting gebruikte maat-
eenheid (b.v. de verdeelde voet) nodig is. Bij de in ons land vóór
1800 gebruikelijke methode was evenwel een op de vervaardigde
kaart getekende schaalstok noodzakelijk en bij beschouwing van
een groot aantal oude kaarten ontkomt men haast niet aan de
indruk, dat de oud-Nederlandse landmeters ieder hun eigen
schalen maakten.
Het lijdt haast geen twijfel of de invoering van de decimaal-
kaartschaal is het logisch gevolg geweest voornamelijk van de invoe
ring van het metrieke stelsel op het einde van de achttiende eeuw;
een van de vele goede gevolgen van de Franse Revolutie. Toch
mag met enig recht' worden betwijfeld of de vinding van de deci-
maalkaartschaal van Franse origine is. Immers, al een eeuw vóór
de opmetingen ten behoeve van de oprichting van een Kadaster
vertoonden de kaarten van een uitgestrekt Hollands gebied reeds
ronde getallen in decimale breuken als schaal. Nicolaas Cruquius,
een der meest prominente 18e eeuwse landmeters die tussen 1701
en 1709 het gehele gebied van Delfland heeft gemeten, liet van
deze meting een kaart in 25 bladen vervaardigen op een schaal
van 1 10.000. 56Zijn kaart van de rivier de Mierwede uit het
jaar 1729 vermeldt eveneens als schaal: „de Tienduysend Roeden
van dese Kaarten maken Een Rhijnlandse Roede".57). Vermoe
delijk op voorbeeld van Cruquius maakten een kwart eeuw later
de Zeeuws-Vlaamse landmeters Hattinga kaarten van Zeeland
op een schaal van 1/10.000 en 1/25.000. De oudst-bekende maat-
schaal van het genre 1 a x is eveneens van een Hollandse land
meter en komt voor in de athlas royal van de Koning van Polen,
August de Sterke, op een kaart van omstreeks 1626, door Michiel
van Langren op 1 56000 (56000ma pars) vervaardigd en voor
stellende de in Noord-Limburg bekende Fossa Eugenia"58).
In de 16e eeuw»
Aan het begin van dit artikel werd reeds twijfel uitgesproken
aan de juistheid der gedachte, als zou de Zweedse sterrekundige
Tyge Brahe die leefde van 1546 tot 1601 de uitvinder zijn van
de kaartsohalen. In het Chaertbouck van Straten binnen deser
stadt Leyden, voorkomende in Pleyte s „Leiden vóór 300 Jaren
en Thans" 59merken we een kaart op, in het jaar 1575 gemeten
159
50Dra La J. Ruys, De oude kaarten v. h. Hoogheemraadschap Delfland, Het
Boek dl. 23 (1935—1936) blz. 202.
57D. Bierens de Haan, Bouwstoffen voor de geschiedenis der wis- en
natuurkundige wetenschappen in de Nederlanden dl. II, z. pl. 1887, blz. 9.
5S) Dr. F. C. Wieder, Nederl. kaartenmusea in Duitschland, T.A.G. jg. 1919,
blz. 16.
59W. Pleyte11t.a.p. blz. 114.