Hommel in Leipzig zich omstreeks 1550 bediende van een trans-
versaalschaal met 10 deellijnen en 10 transversaallijnen, die het
hem mogelijk maakten de lengte te meten, we^kc „in Gestalt von
Bruchtheilen der kleinsten in Anwendung kommenden Maass-
einheit sich ausdrücken." 66
Jacob van Deventer baanbrekend landmeten
In dit artikel is reeds aandacht geschonken aan de opdracht uit
het jaar 1539 aan Jacob van Deventer voor het maken van een
kaart op schaal voor Delfland. Dezelfde landmeter-kaartenmaker
ontving in 1558 de lastgeving van Philips II als geograaf des Ko-
nings alle ommuurde Nederlandse steden op te meten en in kaart
te brengen; een reuzenwerk dat Van Deventer in 1572 voleindigde
na 17 lange jaren van gestadige arbeid. Onderzoekingen van dr.
Wieder te Madrid, waar twee derde der net-exemplaren berusten
(de rest is nog zoek), hebben aangetoond, dat Jacob van Deventer
bedoeld heeft alle plattegronden op gelijke schaal te tekenen.
Vóór deze beroemde landmeter de gigantische taak opgedragen
kreeg, was hij al jaren lang met het opmeten en karteren van
Nederlandse landstreken bezig geweest. In 1536 maakte hij een
kaart van Brabant, en een van de landen van Holland; in 1542
werkte hij in Zeeland, een jaar later in Gelderland, en zijn kaart
van Friesland (waarvan het origineel vermoedelijk nog niet terecht
is en waarvan een kopie uit het jaar 1558 in Rome is teruggevonden)
dateert uit 1545. Het zijn vooral de beide laatstbedoelde kaarten
die in verband met ons onderwerp onze aandacht bezig houden.
Dr. J. Keunitng67) onderzocht in 1914 de genoemde kopie der
kaart van Friesland op haar innerlijke waarde en heeft daartoe
een groot aantal afstanden nagegaan. Op grond van vergelijking
met de werkelijke afstanden kwam hij tot de vaststelling van de
schaal van 1 op 432060, dus rond 1 a 432000. Nu is aan de voet
van deze kaart een schaal afgebeeld (waarop een getekende passer
rust) die omgerekend overeenkomt met die van 1 op 432360, wat
dus wel een zeer klein verschil oplevert met de breuk, die dr.
Keuning ervoor vond.
Hoe was het mogelijk, bij alle gebrekkige landme>terstechniek van
die dagen, zulk een nauwkeurig resulltaat te bereiken in een tijd,
waarin immers de plattegrond nog in de kinderschoenen stond
en een kaart van een gebied nog een grote zeldzaamheid was,
alsook menig stadsplan niet veel meer was dan een zeer sche
matische voorstelling van het terrein? Wij zullen trachten, met
behulp van de weinige beschikbare gegevens een antwoord op deze
vraag te geven.
163
06) Moritz Cantor, Vorlesungen über Geschichte der Mathematik, Band II,
Leipzig 1913, blz. 579.
°7) J. Keuning, Kartografie van Friesland tot 1600, T.A.G. jg. 1914, blz. 23.