Het argument NW Ubb. 4 bedraagt dus 279,8168. De ar
gumenten van de zijden der driehoeken zijn nu vast te stellen.
En we berekenen het polygoontje VI. 1 NW Centr. ZO
VI. 1. (Naar het beginpunt terugkeren: zo wordt de berekening
van de lengten der zijden van de twee driehoeken gecontroleerd;
er mogen n.l. geen sluitfouten optreden, hoogstens zeer kleine
afrondingsfouten.
De coördinaten zijn:
Centrum 41815,80 —35090,35
Basis NW 4- 41789,04 35114,79
Basis ZO 41811,63 —35133,30
Tenslotte bepalen we de argumenten NW Ubb. 4 en NW
Groesb. 11. Het eerste dient als controle op de berekening van de
overgangshoek en het tweede als controle op de meting. Er had b.v.
wel op een andere toren als Ubbergen 4 gericht kunnen zijn. Door
de berekening zou deze vergissing niet aan het licht gekomen zijn.
Wijkt het argument NW Groesb. 11 af van de richting NW
Groesb. 11 georiënteerd op NW Ubb. 4 dan wijst dit op
een afwijking die onderzocht moet worden.
Argument NW Ubb. 4 279,8168. Dit komt volkomen over
een met het argument dat we vonden na het berekenen van d
De berekening is dus goed.
Argument NW Groesb. 11 278,2910. Uit de oriëntering
volgde 278,2907. Dit kleine verschil is zeker toelaatbaar en we
mogen aannemen dat de resultaten van de centrering goed zijn.
Goede oplossingen ontvingen we van de heren: P. van Beek,
A. W. Boelhouwer, S. de Boer, G. v. d. Haar, J. H. Holsbrink,
H. A. Olink, W. H. L. Oosterkamp, B. F. Osinga en R. M.
v. d. Vlerk.
Opgave XVIII.
De nu volgende opgave is ontleend aan een in 1946 in Dene
marken gehouden examen voor landmeter.
Gegeven coördinaten:
C —2691,27 1412,21
D 1543,11 1744,10
E 880,67 4 1175,52
Hoekwaarnemingen:
A
C
0,0000
21
20
0,0000
D
69,5154
22
111,7963
E
183,0247
22
21
0,0000
D
E
0,0000
23
289,9722
A
51,4336
23
22
0,0000
20
110,0630
A
178,4833
20
D
0,0000
A
23
0,0000
21
148,0463
E
126,5630
211