,,le zich te verbinden niet binnen vijf jaar na den aanvang dier
„opleiding den dienst van het kadaster te zullen verlaten;
,,2e bij eventueel eerder verlaten van den dienst, uitgezonderd
,,het geval van welbewezen ziels- of lichaamsgebreken buiten eigen
toedoen ontstaan, de ten behoeve van haar opleiding gemaakte
kosten tot een bedrag van 1500,onmiddellijk in 's Rijks kas
terug te storten.";
dat zij bedoelde opleiding heeft genoten van 1 September 1945
tot 16 Juni 1946;
dat zij met ingang van 16 Juni 1946 is benoemd tot tekenaar
van het kadaster in tijdelijke dienst en met ingang van 16 Juni
1948 tot tekenaar van het kadaster in vaste dienst, dit met stand
plaats te A>;
dat aan eiseresse, nadat zij de in voormeld schrijven van
11 October 1948, no. 168, bedoelde 1500,had gestort in 's Rijks
schatkist, bij besluit van gedaagde van 12 November 1948 op
haar verzoek eervol ontslag uit 's Rijks dienst is verleend met in
gang van 16 November 1948;
Overwegende dat bij contra-memorie is gesteld, dat de questies
van het geweigerde verlof en de mededeling omtrent het ontslag
haar belang verloren hebben, nu inmiddels aan eiseresse alsnog
ontslag is verleend, doch de Raad deze opvatting niet kan onder
schrijven, reeds om deze reden, dat nietigverklaring der aange
vallen besluiten voor eiseresse een rechtsgrond zouden kunnen
scheppen, waarop een verzoek om restitutie der gestorte 1500,
gebaseerd zou kunnen worden;
Overwegende thans ten aanzien van het besluit, vervat in ver?
meld schrijven van 11 October 1948, no. 167, dat artikel 34,
le lid, van het mede op eiseresse toepasselijke Algemeen Rijks
ambtenarenreglement verder te noemen A.R.A.R. het vol
gende bepaalt:
,,Het bevoegd gezag kan, indien daartoe naar zijn oordeel ter
men bestaan, aan een ambtenaar op diens verzoek, al dan niet met
behoud van bezoldiging en al dan niet onder bepaalde nadere
voorwaarden, verlof verlenen. Verloven van langer dan een jaar
worden in elk geval buiten genot van bezoldiging verleend, tenzij
het verlof in het openbaar belang gegeven wordt.";
Overwegende dat naar 's Raads oordeel, hetgeen ook het stand
punt van beide partijen is, hiermede aan het bevoegd gezag een
discretionaire bevoegdheid is gegeven het gevraagde verlof al dan
niet te verlenen, zodat de weigering, gelijk deze vervat is in even-
vermeld schrijven van 11 October 1948, no. 167, aan eiseresse het
gevraagde verlof te verlenen niet in strijd is met het bepaalde in
artikel 34, le lid, A.R.A.R.; zijnde de Raad niet enig ander al
gemeen verbindend voorschrift bekend, waarmede die weigering
zoude strijden;
dat hieraan het bepaalde in het rondschrijven van 24 November
215