1947 van de Minister van Overzeese gebiedsdelen zijnde dit
geen algemeen verbindend voorschrift niet afdoet;
Overwegende dat namens eiseresse wel is gesteld, dat bij even-
bedoelde weigering door gedaagde kennelijk een ander gebruik is
gemaakt van zijn bevoegdheid dan tot de doeleinden, waarvoor
die bevoegdheid is gegeven, doch de Raad deze opvatting niet
vermag te onderschrijven, vermits van enig onredelijk of onoirbaar
motief ter zake niet is gebleken, integendeel het namens gedaagde
aangevoerde motief dat het dienstbelang zich verzette tegen
het verlenen van verlof aan een vakbekwame tekenaar van het
kadaster, omdat vervanging door een vakbekwame kracht uiterst
moeilijk, zo niet onmogelijk zou zijn de Raad alleszins redelijk
en oirbaar voorkomt;
Overwegende dat mitsdien het beroep tegen het onderhavige
besluit van 11 October 1948, no. 167, bij gebreke van nietigheids-
gronden, als vervat in artikel 58, le lid, der Ambtenarenwet 1929,
bij de aangevallen uitspraak terecht ongegrond is verklaard, zodat
die uitspraak in zoverre moet worden bevestigd;
Overwegende thans ten aanzien van het besluit, vervat in het
voormelde schrijven van 11 October 1948, no. 168: dat namens
gedaagde bij contra-memorie weliswaar is aangevoerd, dat even-
vermeld schrijven nog geen afwijzende beschikking behelsde op
het verzoek van eiseresse om ontslag, doch de Raad gelijk uit
het voren overwogene implicite reeds is gebleken gedaagde
hierin niet vermag te volgen, vermeldende dat schrijven o.m. toch
uitdrukkelijk, ,,dat aan haar verzoek niet kan worden voldaan";
Overwegende dat, naar ook namens gedaagde bij contra
memorie is betoogd, artikel 94 A.R.A.R. een ambtenaar het recht
geeft op zijn verzoek eervol ontslagen te worden, bepalende toch
het le lid van dat artikel zulks uitdrukkelijk, zodat, waar in casu
het 3e lid dier bepaling niet van toepassing is, het te dezen aan
gevochten besluit, waarbij het verlenen van het gevraagde ontslag
afhankelijk is gesteld van het vervullen van een voorwaarde, welke
op geen enkel algemeen verbindend voorschrift steunt, in strijd is
met het algemeen verbindend voorschrift van artikel 94 voormeld;
Overwegende dat dit besluit mitsdien, met vernietiging in zo
verre van de aangevallen uitspraak, alsnog moet worden nietig
verklaard;
Overwegende dat het niet nodig is tevens te bepalen, dat het
ontslag alsnog moet worden verleend, nu zulks immers bij voor
meld besluit van 12 November 1948 reeds is geschied;
Overwegende dat uit het vorenstaande niet moet worden af
geleid, dat eiseresse niet verplicht zou zijn het bedrag van 1500,
te betalen;
dat de vraag, öf zij daartoe verplicht was, te dezen niet aan
de orde is, daar het onderhavige twistgeding met de nietig
verklaring van het hierbedoelde bestreden besluit is afgedaan;
dat hier geen sprake is van toepassing der artikelen 115 en vol-
216