persoon zijn dan de werkelijke eigenaar. De in het kadaster aan gewezen eigenaar kan afwezig zijn of overleden en zijn erfgenamen kunnen b.v. niet allen vindbaar zijn. Hier schijnt de regeling van de Onteigeningswet 1851 de enige juiste? De onteigenaar dagvaardt de bij het kadaster aangewezen eigenaar; mogelijkheid van interventie; benoeming van een derde als bewindvoerder; openbare oproeping ter decente, speciaal voor derde-belanghebbenden van betekenis. De Overheid onteigent; de Overheid moet vervolgens zorgen, dat ieder het zijne der schade loosstelling ontvangt. 2. Het Grootboek behoort zich met een onderzoek van rechts titels niet bezig te houden. Dit is een taak van de rechter. 3. Iedere regeling t.o.v. de werkwijze van de deskundigen ontbreekt. Bij velen was de vraag gerezen, of het niet wenselijk zou zijn in artikel 10 te bepalen, dat, alvorens door de gemeente tot ont eigening wordt overgegaan, een voorlopig advies van Gedepu teerde Staten moet zijn verkregen. Anderen vreesden, dat dit vertraging in de afwikkeling tengevolge heeft. Ged. St. worden tijdig ingeschakeld (art. 10, leden 4 en 5). Stedebouwkundige be zwaren zullen bovendien alleen kunnen rijzen bij onteigening an ders dan op grond van. een stedebouwkundige regeling; art. 77, 4° van de Onteigeningswet kent een eendere regeling. Het heeft verschillende leden getroffen, dat onder art. 10, lid 1, 1° de onteigening ondergeschikt wordt gemaakt aan een stede bouwkundige maatregel en onder lid 1, 2° niet. Het lijkt nood zakelijk dat ook deze onteigeningen behoorlijk stedebouwkundig worden bezien. Er werd op gewezen, dat speciaal door wederopbouwonteige- ningen. grote gebieden cultuurland aan de rand van gemeenten zullen worden getroffen. Het is voor de landelijke bevolking echter vrijwel onmogelijk vervangend land te kopen, zeker niet voor de schadeloosstelling, die zij ontvangt. Hier is een taak weggelegd voor de Regering, want het pro bleem de onteigende landbevolking aan vervangend land te helpen, kan veelal niet binnen de onteigenende gemeente worden opgelost. Door zeer vele leden werd beaamd, dat de werkingsduur van deze wet zich tot drie jaar zou moeten beperken. De dictatoriale bevoegdheden laten geen langere werkingsduur toe, zodat aan deze termijn te zijner tijd dan ook dient te worden vastgehouden. Boekbespreking Verschenen is: „De Nederlandse Heidemaatschappij 60 jaar". Gegevens omtrent uitgever en prijs zijn niet vermeld. Blijkbaar be treft het hier dus een eigen uitgave van de Maatschappij. In het prettig geïllustreerde werk van 230 bladzijden zijn de artikelen uit het Tijdschrift, waarin de geschiedenis is behandeld, gebundeld. 221

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 25