andering onderhevig. Zijn kribben aangelegd, dan wordt onder zocht, wanneer en door wie dit is geschied. De landmeter moet n.l. bij het ontwerpen van de grenslijn uitgaan van de terreins toestand ten tijde van de aanleg dier werken en rekening houden met de toen en daar ter plaatse geldende rechtsregelen. Het is mogelijk, dat oude oeverconstateringen bestaan, die niet in het veldwerkarchief zijn opgenomen en soms óók niet in het register no. 4. Daar zij van overwegend belang zouden zijn bij de vorming van de nieuwe grens, wordt hiernaar geïnformeerd bij de domeinbeheerder en de Rijkswaterstaat. Deze laatste is even tueel ook in het bezit van verklaringen van particulieren, dat zij niet genegen zijn, de op grond der Publicatie van 1806 nodig ge oordeelde kribwerken op hun kosten aan te leggen. Blijken de kribben voor Rijksrekening te zijn aangelegd, dan tracht de land meter het desbetreffende waterstaatsbestek te krijgen. Bij de domeinbeheerder doet hij verder navraag, of de Rijkseigendommen verpacht zijn of geweest zijn; zo ja, aan wie en wat als de land- waartse grens van het verpachte beschouwd wordt. Speciaal bij losplaatsen e.d. wordt nagegaan of derden wellicht in het bezit zijn van bijzondere vergunningen, waarmede rekening gehouden moet worden. Hierna onderzoekt de landmeter de meetkundige grondslag, waaraan de metingen moeten worden verbonden. Hij gebruikt daarvoor de rivierkaarten, waarop het driehoeksnet staat aan gegeven; deze kaarten zijn zeer geschikt om de hoekpunten op het terrein te kunnen vinden. Met het werk voor de samenstelling der rivierkaarten werd in 1829 begonnen, ongeveer 1835 verschenen de eerste gesteendrukte kaarten, in 1855 was de serie compleet. Later verschenen geregeld herzieningen, sinds 1930 met behulp van luchtfotogrammetrie. De schaal is 1 a 10000, voor enkele bladen 1 a 5000. Ligt het arbeidsveld niet langs een der grote rivieren, dan staan voor de meetkundige grondslag dikwijls alleen de punten der Rijks driehoeksmeting ter beschikking. De landmeter zorgt dan zelf voor een zodanige uitbreiding van het vaste-punten-net, als nodig is om er de nieuwe grenzen op geschikte wijze aan te kunnen verbinden. Zo is het IJsselmeer door de landmeters der domeinen geheel omzoomd met vaste punten, waarvan o.a. ook de Dienst der Zuiderzeewerken een dankbaar gebruik heeft gemaakt. Ook langs de Friese en Groninger Wadden is een vrijwel aaneengesloten meetkundige grondslag gelegd. Voorbereiding te velde* Na deze voorbereidingen begint de landmeter met de terrein opnemingen. Een en ander wordt zo mogelijk vergeleken met oude veldwerken, met oude en nieuwe kaarten en met de bestektekenin gen. Deze laatste geven vaak nog de betrouwbaarste weergave van het terrein ten tijde van de aanleg der kribben. 239

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 11