lid van art. 89 I.K. voorgeschreven zijn bij overgang van zakelijke rechten. Met het indienen van de metingsstaat zijn de werkzaamheden betreffende de grensregeling ten einde. Tot besluit nog enige korte opmerkingen ten aanzien van enkele artikelen uit de I.K. Instructie Kadaster. Art. 58. Hierbij komt de vraag naar voren of percelen, gelegen langs of deel uitmakende van openbare wateren met hun oevers, aan één zijde wel bepaalde" grenzen hebben. Die grenzen zijn immers voortdurend wisselende; alleen door een oever constatering of grensregeling worden zij gefixeerd. Art. 66. Een letterlijke opvatting van dit artikel zou zeer on gewenste gevolgen kunnen hebben. Het moet n.l. voorgekomen zijn, dat een oever werd opgemeten bij een waterstand belangrijk boven M.R. De daar aanwezige kribben, die óók op het kadastrale plan stonden afgebeeld, waren door de hoge waterstand onzicht baar geworden en het gevolg van de meting is geweest, dat zij op het plan kwamen te vervallen! Op de beneden-rivieren moet er wel degelijk rekening mee ge houden worden, dat bij vloed uitgestrekte riet- en biezenvelden, aan particulieren toebehorende, onder water staan. Art. 67. Hierin vinden wij onder le tot en met ten 6e bepalingen opgenomen betreffende de uitgestrektheid van aanwassen, ver oorzaakte door kribben. Het ware wenselijk geweest, wanneer bij de herziening van de I.K. in 1918 deze bepalingen meer in over eenstemming waren gebracht met de Rivierenwet. Zoals zij er nu staan, zijn zij bijna woordelijk overgenomen uit de Aanschrijving van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 27 Sept. 1837 no. 119, 3e Afd. In ditzelfde art. 67 I.K. vinden wij onder ten 7e een voorschrift, waarvan de strekking is dat de hypotheek, die op het oeverland drukt, zich ook (administratief) uitstrekt over de latere aanwas, dit conform de bepaling van art. 1211 B.W. Toch wordt met dit voorschrift het beoogde resultaat niet bereikt, wanneer de bewaar der bij een onderzoek naar de bezwaardheid ook de hulpkaarten raadpleegt en zich hieraan zou houden. De enig-juiste methode leerden wij zo juist kennen, n.l. niet verwijzen! Art. 69. Het woord oeverlijn wordt hier niet gebezigd in de wettelijke betekenis, doch er wordt mede bedoeld de lijn, die men op het kadastrale plan wil zien afgebeeld en welke overeenkomt met de bezitsgrens. Art. 82, 4e lid bespraken wij reeds bij de kwestie van de verwijzing. Art. 88, le lid, onder b. In geval van aanwas worden vermeld: art. 651 B.W. bij Jopend water", waaronder de bovenrivieren worden verstaan en de kleinere rivieren; 246

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 18