De Minister benoemt een commissie van ten minste drie leden,
die in de gemeente, waar het in artikel 24 bedoelde plan ter inzage
is gelegd, zitting houdt, teneinde de bezwaren der belanghebbenden
tegen dat plan aan te horen. Eén der leden wordt benoemd op
voordracht van burgemeester en wethouders der gemeente, waar
de zitting wordt gehouden, een ander lid op voordracht van Gede
puteerde Staten van de provincie, waarbinnen de onroerende zaak
gelegen of gevestigd is.
Uiterlijk veertien dagen, voordat de commissie zitting houdt,
wordt door de zorg van de burgemeester de nederlegging, bedoeld
in artikel 24 en de plaats en de tijd, waarop de zitting zal worden
gehouden, op de ter plaatse gebruikelijke wijze aan de ingezetenen
bekend gemaakt, terwijl een dergelijke bekendmaking wordt op
genomen in een of meer der ter plaatse verspreid wordende nieuws-
of advertentiebladen.
De belanghebbenden worden bij de bekendmaking opgeroepen
hun bezwaren mondeling ter zitting uiteen te zetten, dan wel schrif
telijk in te dienen. Schriftelijke bezwaren worden gericht tot de
voorzitter van de commissie en uiterlijk twee dagen voor de zitting
ingediend bij de burgemeester.
Van de zitting van de commissie, zo zegt artikel 26, wordt een
proces-verbaal opgemaakt, dat wordt getekend door de leden.
Iedere klager ondertekent mede dat gedeelte van het proces
verbaal, dat op zijn klacht betrekking heeft.
De commissie doet zo spoedig mogelijk aan de Minister
toekomen:
a* het proces-verbaal van de zitting;
bde ingediende bezwaarschriften;
c* haar advies omtrent het verhandelde op de zitting en omtrent
de ingediende bezwaarschriften.
Na ontvangst van de in artikel 26 bedoelde stukken, neemt
de Minister een besluit, hetwelk ter kennis wordt gebracht van
Gedeputeerde Staten van de provincie, van burgemeester en wet
houders van de gemeente, waarbinnen de onroerende zaken ge
legen of gevestigd zijn en van degene te wiens name wordt
onteigend.
Indien het besluit tot onteigening strekt, worden toegevoegd:
a* een lijst van de onteigende percelen met vermelding van het
onteigende recht, indien niet de volle eigendom is onteigend, met
vermelding tevens van de kadastrale aanduiding, de grootte van
elk der percelen volgens de kadastrale legger, benevens de grootte,
eventueel de geschatte grootte, indien opmeting nog niet heeft
plaats gevonden, van het perceelsgedeelte, indien de onteigening
niet op het gehele perceel betrekking heeft, en de namen der eige
naren en zakelijk gerechtigden volgens de kadastrale legger;
249