verdeeld werden, bleven de werkzaamheden voor de grensregelin gen of oeverconstateringen in hoofdzaak in handen van de vroe gere landmeters der domeinen. Dit sprak eigenlijk vanzelf, want steeds was dit werk toevertrouwd aan enkele landmeters die zich specialiseerden in domeinwerkzaamheden. Wel wordt in de aan schrijving van 29 Dec. 1936 no. 143 afdeling Centrale Directie, Domeinen en Hyp. en Kad. opgemerkt, dat zo spoedig mogelijk een voldoend aantal landmeters vertrouwd moet raken met de domeinwerkzaamheden, maar dit is tot nu toe een vrome wens gebleven. Over deze werkzaamheden het volgende. Van oudsher was de steeds wisselende rivieroever een bron van onenigheid tussen de Staat en de eigenaren van het oeverland, d.w.z. wanneer een bijzondere reden de aanleiding vormde, zoals kribaanleg, opstuwing of afdamming. Men trachtte door te consta teren waar zich de oever bevond, dit is waar de grens is tussen begroeiing en water, uit te maken waar wederzijdse rechten op hielden. Veel van die in vroegere jaren geconstateerde oever- grenzen waren noch wat meting, noch wat afpaling betrof vol doende zakelijk om latere geschillen te voorkomen. Door normalisering van de grote rivieren in ons land, door aanleg van kribben, dammen en grondaanvullingen, zijn de zomer- beddingen dikwijls tot de helft of meer van haar vroegere breedten versmald. Daardoor werden langs beide oevers tamelijk brede stroken aan het oorspronkelijk bed onttrokken. De geleidelijke aan was en volstorting met uitgebaggerde specie, vrijgekomen door het op diepte brengen der vaargeul, waren oorzaak dat deze stroken boven de middelbare rivierstand zijn komen te liggen. Bij de verpachting van deze vruchtbare oppervlakten deden zich vroeger dikwijls moeilijkheden voor. Er was n.l. niet altijd zorg gedragen voor behoorlijke vaststelling van de grenzen van het Rijkseigendom bij de aanleg van rivierwerken. Van Staatswege vonden wel bij iedere verpachting afpalingen plaats, maar deze werden na verloop van tijd niet in acht genomen, omdat ze be twistbaar waren door haar eenzijdigheid en ook veranderlijk wegens wijzigingen in de terreinstoestand. Voor deze grensonzeker- heden was tenslotte maar één afdoende oplossing, n.l. door het aangaan van delimitatieschikkingen in contractuele vorm met de eigenaren van het oeverland. Daartoe werden in het jaar 1889 landmeters van het kadaster belast met het technische gedeelte van die oeverconstaterings- werkzaamheden. Het vervaardigen van de oeverconstatering, d.w.z. alléén de kaart, werd opgedragen aan de landmeter van het kadas ter, terwijl de ontvanger der registratie en domeinen de onder handelingen met de eigenaren voerde en de akte verzorgde. In de practijk bleek echter dat het oeverconstateringswerk een behandeling door verschillende ambtenaren niet gedoogde, waarom in het jaar 1896 de landmeters van het kadaster mede belast wer- 232

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1949 | | pagina 4