den met het privaatrechtelijke gedeelte van die arbeid. Deze amb
tenaren zouden dus voortaan onderhandelen met de oevereigenaren
om hun medewerking te verkrijgen tot de grensregelingen. Het af
sluiten der delimitatiecontracten behoorde dus voortaan ook tot
hun arbeid.
Als resultaat van het delimitatiewerk zijn thans regelmatige
eigendomsverhoudingen geschapen, waardoor de pachtwaarde der
aanwassen is gestegen. De domeinpachters behoeven thans niet
meer in het onzekere te verkeren aangaande de omvang der ver
pachte aanwassen. Waar vroeger vage en betwistbare begrenzin
gen waren, zijn thans contractueel vastgestelde en op het terrein
afgepaalde vaste grensscheidingen ontstaan. Eigendomsgeschillen
werden hierdoor voorkomen of tot een bevredigende oplossing
gebracht.
Ten aanzien van de domeingrenzen hebben alzo de landmeters
van het kadaster steeds een belangrijke taak gehad en wel in de
eerste plaats betreffende die langs de rivieren, meren, stromen,
zeeboezems enz.
Van de terreinen waarop de meeste grensregelingen tot stand
komen, verdienen de grote rivieren in het bijzonder de aandacht.
Daarover moge thans nog een en ander volgen. Het is ontleend
aan de lezing, welke de Heer G. J. Berendsen, landmeter van het
kadaster, belast met domeinwerkzaamheden te Arnhem, destijds
hield aan het C.T.O. voor landmeters van het kadaster in opleiding.
Met zijn toestemming wordt een gedeelte van het daar behan
delde hier verkort weergegeven. Voor deze toestemming willen
wij hem gaarne onze dank brengen.
De grote rivieren waren oorspronkelijk geheel vrij in hun loop,
waardoor herhaaldelijk veranderingen hierin voorkwamen. Om
beveiligd te zijn tegen overstromingen was beteugeling van de
rivier een eis. Men begon daarom met het aanleggen van dijken,
eerst plaatselijk, later in het kader van een algemeen plan. Er was
vroeger tegengevolge van de slechte bevaarbaarheid der rivieren
slechts een gering scheepvaartverkeer. In die tijden konden de
eigenaren van het oeverland vrijwel ongehinderd kribben aan
leggen. Zij deden dit niet ter verbetering van de bevaarheid van
de rivier, maar uitsluitend met het doel landaanwinsten te be
vorderen. Deze toestand duurde tot 1806. De eerste algemene wet,
waarbij het rivierbelang geheel op de voorgrond stond, werd toen
van kracht. Het was de Publicatie van Hun Hoogmogenden ver
tegenwoordigende het Bataafsche Gemeenebest, houdende be
palingen omtrent een Algemeen Rivier- of Waterregt over de
Rivieren en Stroomen dezer Republiek, gearresteerd den 24sten
February 1806 kortweg genoemd de Publicatie van 1806".
Zij verbood o.a. het zonder vergunning aanleggen van krib
werken door particulieren. Alleen wanneer voor de goede gesteld
heid van de rivier kribwerken nodig geoordeeld werden, konden
233