deze door de eigenaar van het oeverland aangelegd worden. Wei
gerde de eigenaar dit te doen, dan geschiedde de aanleg op kosten
van de Staat. Aan deze bepalingen werd aanvankelijk weinig
uitvoering gegeven.
Een sterke aandrang tot verbetering van waterwegen werd ver
oorzaakt door de opkomst van het verkeer te water. Dat was
omstreeks 1850. De verbetering bestond allereerst in het weg
nemen der grootste gebreken, n.l. opruiming van eilanden en zand
banken, verflauwing van scherpe bochten, afdamming van zijarmen
of strangen, enz.
Dit werd spoedig gevolgd door normalisatie der rivieren. Er
wordt onder verstaan: het aan de rivieren geven van een normale,
zich van boven naar beneden flauw verwijdende breedte, welke
afgeleid is uit de beschikbare waterafvoer en de voor de scheep
vaart benodigde diepte. Eerst werd het z.g. normaaibed van de
rivier op de kaart vastgesteld. Hieruit blijkt, waar en hoeveel de
rivier versmald moet worden, hetgeen geschiedt door uitbouw van
kribben uit het oeverland, zódanig dat de koppen van die kribben
de normaallijn raken.
Na zekere tijd blijkt wel eens de wenselijkheid het normaaibed
nog verder te versmallen. Deze rivierverbetering kreeg ongeveer
in 1920 haar beslag. Van alle in aanmerking komende rivieren
was toen de normalisatie vrijwel voltooid. Het bleek dat door
deze normalisatie niet altijd een vaarwater verkregen kan worden
dat het gehele jaar voldoende diepte voor de scheepvaart waar
borgt. Maar aan het verder versmallen van de rivier komt eens
een einde, omdat ook nog voldoende breedte om te varen moet
overblijven. Dus bleef er nog maar één oplossing, n.l. kanalisatie,
hetgeen meestal gepaard gaat met bochtafsnijdingen. Op grote
gedeelten van de Maas en de Overijsselse Vecht heeft dit reeds
plaats gevonden. Ook wordt de kanalisatie van de Rijn overwogen.
Zomerbed.
In het zomerbed onderscheiden we het normaaibed of normaal
zomerbed, hetwelk begrensd is door linker- en rechter normaallijnen
en dat van publiekrechtelijke aard is en het overige gedeelte, dat
grotendeels als privaat eigendom van de Staat kan worden
beschouwd.
Versmalling van een rivier tot het normaaibed wordt bereikt
door uitbouw van verschillende kribwerken. De meest voor
komende zijn: de dwarskrib of kortweg krib, de strekdam, de krib
met %daaraan verbonden strekdam en de grondaanvulling.
Verder vinden wij onmiddellijk aan de rivier loswallen en
veerstoepen.
Alle Rijkswerken langs een rivier worden aangeduid door hun
afstandsgetal, afgeleid uit de doorlopende kilometrering. Aan de
rechteroever laat men alle afstandsgetallen op 0 eindigen, aan de
234