evenwichtige personeelsorganisatie kunnen opbouwen met een zeer
grote capaciteit.
Door de Minister van Financiën is op de hierboven geciteerde
opmerkingen van Prof. Schermerhorn zeer welwillend gereageerd,
(blz. 1206 Hand.) Ik kan de geachte afgevaardigde mede
delen, dat het vraagstuk van de structurele opbouw van het per
soneel van de kadastrale dienst mijn ernstige aandacht heeft en
dat in het schema, dat ik op de duur zal trachten te verwezenlijken,
een veel grotere plaats zal zijn ingeruimd aan de middelbare rangen
dan tot dusverre het geval is geweest» De mogelijkheid van door
stroming van de lagere naar de middelbare rangen heeft ook hier
mijn bijzondere belangstelling»
Er is veel meer in de Kamerdebatten, dat onze sterke aandacht
heeft, maar wij moeten ons beperken. Het verheugt ons, dat de
Minister zich zo positief heeft uitgelaten over het vraagstuk van
de taakverdeling en de personeelsformatie en -organisatie. Het
Kadaster verkeert in een overgangstoestand. Bij onze acties heb
ben wij herhaaldelijk blijk gegeven, deze overgangstoestand dui
delijk te zien. De vele Kamerleden, die blijkbaar van onze op
vattingen op de hoogte zijn en een deel van hun kostbare tijd
gaven aan de bestudering van de minder juiste ontwikkeling ver
dienen de dank van de kadastrale ambtenaren, die gaarne hun
beste krachten zullen geven aan de opbouw en de uitvoering van
de dienst in de door de Minister aangeduide richting.
Enige leden bepleitten afschaffing van de grondbelasting op
ongebouwde eigendommen» Deze belasting werkt vaak als een
zakelijke bedrijfsbelasting in de agrarische sector en is als zodanig
onrechtvaardig. Mede in het licht van de verhoging, welke in de
oorlogsjaren plaats vond en in verband met de gestegen en stij
gende waterschapslasten kwam opheffing van de grondbelasting
op ongebouwde eigendommen aan deze leden gewenst voor. Zij
wezen er in dat verband op, dat de eigenaren de pachtprijzen niet
in de hand hebben, daar deze worden vastgesteld door de pacht-
kamer. Behalve de mening van de Minister omtrent de opheffing
zouden zij gaarne vernemen, welk bedrag de opbrengst van de
grondbelasting op ongebouwde eigendommen beloopt.
Vele andere leden waren van oordeel, dat afschaffing van deze
geamortiseerde belasting een ongemotiveerd geschenk aan de
tegenwoordige bezitters zou betekenen. Wel erkenden zij, dat deze
belasting als gevolg van haar verouderde inrichting in sommige
gevallen leidt tot een onbillijke verdeling van lasten, doordat de
ene grondeigenaar onevenredig licht, de andere onevenredig zwaar
wordt getroffen. Een modernisering van deze belasting zou op die
grond hun instemming hebben. (Voorl. Verslag Hoofdstuk VII B,
blz. 6).
17