hulpmiddel, omdat het gebruikt zou kunnen worden bij het meten
van muurhellingen.
In 1623 publiceerde Albrecht ,,Zwei Bücher von der Perspec-
tiva", het boek, dat op tafel ligt. De vele A's in het monogram
ondersteunen de mogelijkheid dat Andreas Albrecht de man van
het portret is.
Omtrent betrokkene is weinig bekend. De ,,Allgemeine Deutsche
Biographie" noemt hem niet. Doppelmayer's „Historische Nach-
richten Mathematiker (1730) en Kastner's reeds eerder geciteerde
,,Geschichte der Mathematik" (1799) zeggen alleen dat hij in Neu
renberg woonde en de wiskunde-studie liefhad. Zijn voorkeur ging
uit naar de militaire loopbaan. Hij werd ingenieur en kapitein
van de Neurenberger Stadswacht; hij stierf in 1628 te Hamburg,
toen hij een opdracht uitvoerde van zijn geboortestad.
De datum op het portret ^Etatis SuGE 38 A° 1624 verschafte ons
het tot nu toe onbekende geboortejaar 1586.
Een derde werk van Albrecht in hetzelfde vlak van architec
tuur en landmeetkunde is ,,Richtige Anweisung und Vorstellung
eines Instruments zur Architectur" (Nuremberg, L. Lochner
1622). Het beschrijft de pantograaf, in 1603 uitgevonden door de
Jezuïet Christopher Scheiner, die zelf jaren later zijn vinding be
schreef in ,,Pantopraphice, seu Ars delineandi" (Rome, 1631).
Zelfs in speciaal-bibliotheken zijn Albrecht's boeken zeldzaam.
Noch Schlosser's „Die Kunstliteratur" (1923), noch Schlosser
Magnino's ,,La Letteratura artistica" (1936), die beide toch zo
uitvoerig dit soort werken aanhalen, maken van Albrecht's werk
melding.
Op ons portret zien we links van het landmetersinstrument een
klok met slagwerk, waarschijnlijk een Neurenberger meesterstuk.
Het medaillon is een ordeteken van keizer Rudolf II, die optrad
als beschermer van kunst en wetenschap. De roos in Albrecht's
linkerhand zou een symbool kunnen zijn van een van de talrijke
kunstenaarsgilden, die in het 18e eeuws Neurenberg bloeiden en
soms werden genoemd naar bloemen als b.v. de ,,Pegnesische
Blumenorden" naar de rivier de Pegnitz.
Omtrent de schilder is niets zeker, maar het strookje, dat uit
steekt bij de rode hoeken van het boek, toont een monogram van
de ineengestrengelde letters H en T met een krul, lijkend op het
monogram van gravures van Hans Troschel (of Dreschell,
Dröschel), die tussen 1590 en 1633 te Neurenberg als kunstenaar
werkte, (zie ThiemeBecker, Kïinstler-Lexicon, deel 33, blz. 429
—430).
29