Oud-Nederlandse Landmeters VI
door P. S. TEELING.
Opleidingsmogelijkheden voor landmeters
in de 16e18e eeuw.
De ouderen onder onze lezers weten wellicht nog, dat een jaar
of veertig geleden geen sprake was van een rijkscursus voor de
opleiding van landmeters. In die tijd genoot o.a. het Instituut-
Poutsma, een particuliere onderwijsinstelling waar ook jongelui
werden opgeleid voor het rijkslandmetersexamen, in landmeters
kringen nog grote bekendheid.
Enige honderden jaren vóórdien hadden onze voorouders keus
uit méér van zulke instituten en men kan zelfs op goede gronden
betogen, dat ons land in de 17e eeuw er op het gebied van het
onderwijs in de landmeetkunde beter voorstond dan in het begin
van de 20e eeuw het geval was.
Dit laatste komt al tot uitdrukking in een opmerkenswaardige
passage uit de Resolutie der Curatoren van de Leidse Univer
siteit van 5 November 1646. Daar verschijnt Francois van
Schooten den jonge, Nederduyts Professor Matheseos, in de ver
gadering van het Hogeschoolbestuur en weidt breedvoerig uit
over de omstandigheid, dat weleer de personen, trachtende landt-
meters te werden bij den Professoren Mathematum in de Univer-
siteyt alhier," aan de Leidse Hogeschool hun eindexamen deden,
„gelijck in andere provinciën bij den Professoren van den Aca-
„demiën aldaar mede geschiet 96
En al kunnen we dit niet, op een hoge uitzondering na, con
troleren, er blijkt toch zonneklaar uit, dat in het midden van de
17e eeuw nog altijd een belangrijk getal landmeters op de Hol
landse en andere Universiteiten afstudeerde.
Niet alleen de Hogescholen hadden belangstelling voor de op
leiding van landmeetkundigen, ook particuliere scholen bemoeiden
zich met hen.
Wortels liggen in 16e eeuw.
De wortels van deze ,,school"-opleiding liggen, voor zover we
kunnen nagaan, al in de 16e eeuw. Wijlen de Heer R. D. Baart
de la Faille, wiens belangstelling ten zeerste uitging naar het werk
van oud-nederlandse landmeters, was van gevoelen dat al in
1508 sprake was van een landmetersschool in Haarlem, „...er
moeten centra hebben bestaan van doorlopende werkzaamheid
van landmeters en kaartmakers, wellicht beter gezegd Scholen..."
2
96Molhuijsen 77) t.a.p. blz. 307.