In Amsterdam omstreeks 1520, in Edam in 1537, te Alkmaar in 1554. Maar ook andere Hollandse plaatsen komen wellicht in aanmerking voor de onderstelling, dat aldaar een landmeters- school is geweest: voor Den Haag in 1515, WoerdenGouda 1516, Delft in 1528, Leiden in 1542, Schieland omstreeks 1543, Enkhuizen in 1568. 97Prof. Caraci vond te Florence vijf Hol landse kaarten uit het begin der 17e eeuw, vervaardigd in en bij Edam, en verbaasde zich over het bestaan van een kaartschool in dit Noordhollandse stadje. Kort tevoren had Baart de la Faille voor de gehele zestiende eeuw het bestaan aldaar van een school van landmeters en kaartmakers vastgesteld. 98 Dat alles was misschien nog onderwijs op middeleeuwse wijze, onmiddellijke cultuuroverdracht van meester op gezel, welke laat ste naar het voorbeeld van de eerste het vak op aanschouwelijke wijze al doende leerde. Men vergisse zich hier echter niet, want het wil mij voorkomen, dat onder invloed van de nieuwe geestes stroming (welke de deur naar de wiskundige kennis der Ouden en der Indiërs opnieuw had opengestoten) ook in Noord-Neder land de neiging tot het verlaten van de traditionele studieweg reeds vroeg in de 16e eeuw aanwezig was. Als Gemma Frisius, professor in de wiskunde aan de Leuvense universiteit toen nog de enige in ons taalgebied in 1533 een studieboek uitgeeft, waarin hij een nieuwe methode ontwikkelt voor het maken van landkaarten, dan verschijnt het boekje tegelijkertijd in het Latijn en in het Nederlands: ,,Een boecxken seer nut ende profitelic allen ,,geographiens leerende hoemen eenighe plaatsen beschrijven ende ,,het verschil ofte distantie derselver meten sal welck tevoren ,,noyt gesien en is gheweest." Dit duidt er, dunkt mij, op dat er voldoende debiet was onder de niet-universitairen (d.i. niet-lati- nisten) in de lage landen bij de zee, onder de traditioneel-gevormde landmeters dus, die van de nieuwe meet- en kaarteermethoden zouden willen gebruik maken. 99 In de Gouden Eeuw* Vond het landmeetkundig schoolonderwijs in de 16e eeuw zijn wortels, in de 17e, de Gouden Eeuw breidde het zich enorm uit. De geestelijke en economische gesteldheid van ons Volk droeg 3 I 07R. D. Baart de la Faille, Hollandsche kaartmakers en landmeters in de 16e eeuw, (voordracht) Ned. Archieven Blad jg. 1924/1925 blz. 8 e.v. 98) R. D. Baart de la Faille, Nieuwe gegevens over Lucas Jansz. Wagenaar, Het Boek 20e jg. 1931 blz. 152 noot. 90J. KeuningMonumenta Cartographica, Het Boek dl. 22 jg. 1933/1934, blz. 333; C. Ekama, Verhandeling over Gemma Frisius, den eersten grondlegger tot het bepalen van de Lengte op zee: Verhandelingen der eerste Klasse v.h. Kon. Inst. v. Wetenschappen enz. te A'dam, dl. 2, 1825; Fernand van Ortroy, Biobibliographie de Gemma Frisius, fondateur de l'école Bclqe de Géographie..., Academie Royale de Belgique, Memoires 2me Série tome XI, Bruxelles 1920.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1950 | | pagina 3