schatting van de ongebouwde eigendommen, gebaseerd op de
huurwaarde.
Bij deze schatting ondervond men veel moeilijkheden als ge
volg van het feit, dat de arbeid steunde op een kaart, die ver
van de werkelijke terreintoestand afstond.
Na de oorlog 19141918 moesten deze schattingen worden
herzien. De verdergaande ontwikkeling, de devaluatie van de
Franse franc, de wijzigingen in de bebouwing dwongen daartoe.
Men ging over tot een onderzoek naar die veranderingen, men
schonk aandacht aan een herclassificatie van de percelen. De
moeilijkheden met de niet-bijgewerkte plans stapelden zich op. De
werkzaamheden konden eerst na invoering van de wet van
13 Juni 1925 worden hervat, maar de lessen uit het verleden,
bevestigd door de tijdens de achtereenvolgende vernieuwings
pogingen in de bevrijde gebieden opgedane ervaringen, toonden
aan: 1° dat een herziening der grondschattingen en van de clas
sificatie ter plaatse moest geschieden en 2° dat de revisie moest
steunen op een voorafgaande totale vernieuwing van de kadastrale
kaart.
Eerst bij de wet van 16 April 1930 werd het principe van die
algehele vernieuwing vastgelegd en tevens de jaarlijkse bijhouding
van de vernieuwde plans (conservation annuelle).
De meest urgente gedeelten hadden voorkeur. De staat droeg
alle kosten. Wegens de lange duur begon men tegelijk elders met
een verjongingskuur van het oude materiaal. Aanvankelijk ging
het inbrengen van de wijzigingen in het origineel wel iets te
voortvarend. Spoedig werd deze arbeid echter dusdanig geregle
menteerd, dat de revisie met de nauwkeurigheid van het oude
plan moest geschieden. Voornamelijk werd de terrestrische meting
(met planchette) toegepast. Op kleinere schaal is gebruik ge
maakt van de photogrammetrie.
Deze wijze van conservation différée" duurde aanmerkelijk
korter en was veel minder kostbaar. De bijhoudingsarbeid leverde
een documentatie op, welke door verschillende; diensten zeer ge
waardeerd werd, in het bijzonder door de Génie rural" voor de
uitvoering van ruilverkavelingen (welke de kadastrale opper
vlakten tot basis hebben).
Aan de andere kant zal een goed-ingerichte dienst de ontwik
keling van credietinstellingen ten zeerste bevorderen en wordt
tevens tegemoetgekomen aan de dringende verzoeken van juristen
en economen om hervorming van het hypothecaire stelsel en toe
passing van het dubbele princiep van publiciteit en specialiteit.
Al is dus de bijhouding volgens bovenomschreven schema op
gezet niet meer dan een voorlopig geneesmiddel, de administratie
ervan zal nooit alleen maar verlies geweest kunnen zijn.
In 1939, toen de bijhoudingsarbeid nog maar nauwelijks voor
64