Het aandeel van de drie samenwerkende vakcentralen boven
genoemd in totaal der georganiseerden nam wederom toe: op
1 Jan. 1949 omvatten zij 71 der georganiseerden tegen 68 op
1 Jan. 1948,
Evenals het vorige jaar viel ook in 1948 een gestadige verschui
ving te constateren ten gunste van de confessionele organisaties
(in van het totaal aantal georganiseerden: 1940 43,8, 1946
40,5, 1948 42, 1949 43,3.
Als georganiseerden, verdeeld naar de beroepsgroepen, vinden
we per 1 Jan. 1949:
1940 1946 1948 1949
Ri|kS' Cn 0!mTbefdersen{ Ssooj 100-500 116'600 121-900
Post personeel 18^900 20.700 22.000 23.400
Spoor- en tramwegpersoneel 37.000 37.800 49.800 53.000
Leraren en onderwijzers 52.350 46.000 55.600 58.200
Van de beroepsfederaties, op blz. 21 genoemd, stellen wij enkele
ons goed bekende tegenover elkaar.
1940 1947 1 Jan. '49
Ambtenarencentrum17.878 20.377
(tot deze groepering behoort
onze Centrale met 11.000 leden
en de Centrale Hogere Gemeen
teambtenaren met 970 leden)
Centrale Hogere Rijksambtenaren 3.587 3.487 7.187
(w.o. 3.200 leraren bij het voor
bereidend Hoger- en Middel
baar onderwijs)
Comité ter behartiging van de al
gemene belangen van over-
heidsperson. richting N.V.V.) 33.830 72.627 930.16
Centrale R.K. Overheidspersoneel 19.668 30.539 40.100
Blijkens Hoofdstuk III en tabel 12 nam het vermogen der orga
nisaties in 1947 en 1948 snel toe.
Dat van de vakbonden, nationale en plaatselijke vakverenigingen
steeg (de E.V.C.- en O.V.B.-organisaties zijn hierbij niet geteld)
van 8,3 millioen op 31 Dec. 1946 tot 16,8 millioen op 31 Dec.
1947 en tot 19,3 millioen op 31 Dec. 1948.
Voor de afwerking van het volgens de bepalingen van het
Werkloosheidsbesluit 1917 aan de betrokken (vak)verenigingen
toekomend bedrag der voormalige werklozenkassen vormde men
71