Voor het doel, dat wij ons hier stelden, moesten wij kunnen
beschikken over de uitkomsten van jarenlange detailarbeid. De
beoefening van de wiskunde, de praktische beoefening van de
landmeetkunde en van wat daarmee onmiddellijk samenhangt, de
registratie en de administratie van de verkregen gegevens, had
natuurlijk ook wel de aandacht van vakgeleerden, maar het door
ons gezochte werd door de meesten als onbelangrijk ter zijde ge
schoven. Mede uit deze betrekkelijke onverschilligheid is het te
verklaren, dat bijzonderheden moeten worden gezocht in de meest
uiteenlopende tijdschriften, platenatlassen en catalogi, in het
antiquariaat, of wel ergens in een vergeten hoek van een museum,
waar ze jaar in, jaar uit wachten op een wetenschappelijke ana
lyse. Het is mij niet bekend, of de oorlog deze toestand ver
anderd heeft, maar nog in 1941 was de grootste verzameling van
niet-gepubliceerde zakendocumenten en -brieven in Berlijn, terwijl
verscheidene waardevolle fragmenten bewaard werden in Univer
sity-college in Londen. Naast deze verzamelingen echter vindt men
in bijna alle belangrijke museums wel meer of minder merkwaar
dige papyri, inscripties in steen, kopieën van grafmuren e.d.
Aangezien onze kennis van de onderdelen geheel afhankelijk
is van (meermalen) toevallige vondsten, kan men nooit zeker zijn
van volledigheid. Ook nu nog worden op dit terrein nieuwe ont
dekkingen gedaan. Zoals uit de voetnoten blijkt, hebben wij naar
volledigheid wel gestreefd en ons zoveel mogelijk aan de feiten
gehouden.
De beschavingsmiddelpunten bevonden zich duizenden jaren
vóór Chr. in Azië in de dalen van Euphraat en Tigris, van de
Jang-Tse, van Ganges en Irrawadi en langs de rivieren van het
Soenda-plateau.
De Babylonisch-Assyrische beschaving is van deze wel het
meeste aan de dag getreden. De Assyriërs hebben de Babylo
nische beschaving geassimileerd en verspreid. Toch moeten wij
niet vergeten, dat de eerste Assyrische vorsten (1700 v. Chr.)
nog in tenten leefden.
Het is begrijpelijk, dat onze interesse uitgaat vooral naar die
gebieden, waar we praktische veldmetingen en ceremoniële grens-
afbakeningen waarschijnlijk reeds zeer vroeg zullen kunnen vin
den, omdat daar waardevolle landerijen in cultuur werden
gebracht, dus b.v. in Egypte en Babylonië, 2) 2a) waar de
ontwikkeling van de mensheid kan worden nagegaan over een
veel verder terugliggend tijdperk dan waar ook ter wereld, waar
reeds in 4241 v. Chr. het kalenderjaar van 365 dagen werd in-
43
2) Fritz Schmidt, Geschichte der Geod. Instrumente. 1935.
2a) J. H. Breasted, Geschichte Aegyptens „Neudruck" 1936, Phaidon-Verlag,
ring (London, Oxford University Press 1932).