doen verminderen, acht de Minister ongegrond, aangezien naar
zijn oordeel een deskundig overleg tussen de Cultuurtechnische
Dienst en het Staatsbosbeheer de nodige waarborgen geeft, dat
niet alleen aan de cultuurtechnische eisen wordt voldaan, doch
dat tevens het nieuwe landschap een goed levensmilieu wordt
voor de bevolking.
Onteigening in de Wederopbouw wet III
In het Septembernummer 1949 zijn op blz. 219 de voornaamste
meningen weergegeven, zoals die in het Voorlopig Verslag nopens
de Wederopbouwwet zijn opgenomen.
De Memorie van Antwoord stelt, dat, indien de mogelijkheid
tot onteigening volgens de korte procedure beperkt zou blijven tot
hetgeen voor de uitvoering van een wederopbouwplan nodig is,
het niet mogelijk zou zijn deze procedure in streken, waar weinig
of geen oorlogsschade is geweest, toe te passen. In deze streken
moet grond worden verkregen voor woningen, scholen e.d., waar
van de bouw gedurende de bezettingsjaren geen voortgang kon
hebben.
Ook moet gedacht worden aan terreinen voor de stichting van
bedrijven, die belangrijk kunnen bijdragen tot het opbrengen van
deviezen, noodzakelijk voor het economisch herstel van het land.
Te vrezen is, dat zonder de mogelijkheden om ook ten behoeve
van de industrialisatie volgens deze verkorte procedure te ont
eigenen daarmede te veel tijd gemoeid zou zijn en bij het weg
vallen van de Marshall-hulp dus niet bereikt zou zijn, wat bereikt
had kunnen worden, als gevolg van de tijdrovende, normale
onteigeningsprocedure.
De wet heeft slechts een beperkte werkingsduur. In deze periode
zullen de gemeentebesturen moeten zorgen de achterstand in het
verkrijgen van de eigendom der voor de ontwikkeling van de
gemeenten benodigde gronden, ontstaan tengevolge van de oor
log, in te lopen, zodat daarna zonder bezwaar weer tot de nor
male procedure kan worden teruggekeerd.
Aan enkele bezwaren kan niet worden tegemoet gekomen zon
der het beginsel, dat de overgang van de eigendom reeds plaats
vindt door overschrijving van het goedgekeurde besluit tot ont
eigening in de openbare registers, te laten varen.
Het ene bezwaar was, dat een termijn ontbreekt, waarbinnen,
nadat de eigendom is overgegaan, het aanbod van de schadeloos
stelling moet zijn gedaan. Het tweede gold het ontbreken van een
regeling der mogelijkheid van teruggave van het onteigende, in
dien de onteigenende partij een te duur onteigeningsobject niet
wenst.
105