tenminste die van de nöme Arsinoïte, worden uitgenodigd hun
huizen aan te geven.
Het is zeker, dat waar het hier gaat om een pachter (kolonist),
zijn huis in werkelijkheid een huurhuis is en geen eigendom; de
plicht van aangifte slaat dus terug op de gebruiker, tenminste
op gebruikers van koninklijke grond.
De aangifte van de dorpsbewoners moest in 2 exemplaren ge
schieden. Eén ervan was geadresseerd aan de koninklijke scriba,
hoofd van de controle in de nome, de andere aan de econoom,
chef-ontvanger van de nome; bovendien deelde de aangever in
verkorte vorm aan de empimélète mee, dat hij de aangifte aan
de 2 provinciale chefs heeft gedaan.
Drie zulke verkorte aangiften zijn bekend als Papyrus Cairo
10277, 10323 en 10274; 2 ervan zijn gedateerd op dezelfde dag;
zij komen alle drie van het dorp Mouchis, maar van 3 verschillende
eigenaren. Het zijn dus waarschijnlijk 3 bladen van de rol, die,
op het bureau van de epimélète, de aangifte bevatten van de huizen
van Mouchis voor dat jaar (3e van de maand Phaöphi van het
12e jaar van een koning). Het schema van deze aangiften is: 1.
datum (jaar, maand, dag); 2. adres3. onderschrift
4. verklaring: ik heb aangegeven aande econoomen
aande Koninklijke scriba het huis dat mij toebehoort
5. résumé van de aanduidingen: ligging (dorpgeschatte
waarde, datum van aangifte6. eindverklaring: waarvan ik
de belasting zal betalen (deze is b.v. in Papyrus Cairo 10277 iets
uitvoeriger: Ik hoop (dus) dat je mijn aangifte ontvangt opdat
ik de verschuldigde belasting kan voldoen.
De aangiften, die de econoom en de koninklijke scriba ontvangen
voor de gebouwde eigendommen van de dorpen, waren zonder
twijfel gelijk ontwikkeld als die welke de epimélète rechtstreeks
ontving voor de gebouwde eigendommen van de steden. De papyrus
Petrie III 200, die, zoals wij zagen, begon als de Papyrus London
50, leek er veel op en gaf zeker ook nauwkeurige aanduidingen
van maten en grenzen, die de beknopte aangiften weglieten. Maar
die aanduidingen waren helemaal niet bedoeld om administratieve
verificaties te doen. Als de rollen waren samengesteld uit de
enkele aangiften, zou de waarde-aanduiding voldoende zijn ge
weest; de toevoeging van de wettelijke prijs zou wel voornamelijk
de epimélète geïnteresseerd hebben, verlangend als 'hij is zijn
budgetaire voorzieningen te treffen. Nutteloos zou het ook geweest
zijn, de aangiften te sturen aan de prov. administratie, aan de
econoom en de koninklijke scriba.
Als deze op de hoogte zijn gebracht, en zeer gedetailleerd, dan
is het omdat zij moeten controleren. De aanduiding van de grenzen
zal hen in staat stellen het perceel te identificeren; zo kunnen zij
de afmetingen nagaan en de waarde toetsen.
142