van een zeer gedifferentieerde natuur, waarin liefelijke weiden afwisselen met duizelingwekkende hoogten, en waarin de wegen zich slingeren tussen machtige bergen en over bruisende stromen. De mens in deze natuur was en is nog met vele gevaren om ringd. Lawines, bergstortingen, afschuivingen, vallende stenen en overstromingen bedreigen hem. Temidden van al deze verschrikkingen vergaart deze mens moeizaam zijn levensonderhoud. Cultuurland werd hem door de natuur maar karig toebedeeld, de rest van het land wordt in genomen door rotsen, gletschers, meren en bossen. Hongersnood bedreigt hem dus ook nog. Hoe erg het met de cultuurlandverdeling in Zwitserland ge steld is, moge blijken uit het gemiddelde cijfer voor het gehele land, dat aangeeft dat slechts 26 van de totale oppervlakte ad 41.295 km2 ter beschikking staat van de meer intensief bedreven landbouw en nog eens 27 voor de extensief benutte alpenweiden en hooilanden. Dat wil dus zeggen, dat maar de helft van de oppervlakte van het land meedoet aan het productieproces. Van de rest wordt de helft ongeveer nog weer ingenomen door bos, zodat uiteindelijk ongeveer *4 van de gehele oppervlakte totaal onproductief is. Deze cijfers wijzigen zich dus nog in zeer ongunstige zin voor het specifieke berggebied. Bij het overwinnen van al deze moeilijkheden en met een on uitroeibare vrijheidsdrang in zich, moest de Zwitser zich tenslotte wel ontwikkelen tot een ernstig en degelijk mens, met zin voor netheid en zorgvudigheid en met gevoel voor rechtszekerheid, welke eigenschappen hem er voor voorbestemden de hem zo karig toebedeelde grond precies te willen opmeten en te karteren, boven dien de gevaarlijke plekken in het terrein ook voor anderen ken baar te willen- doen maken. En zo ontwikkelde de Zwitserse kartografie zich op een hoog peil. De „Siegfriedatlas" 1 50000 is er één bewijs voor. Zoals ook wij de zee met haar zeearmen en de zeestromingen al sedert mensenheugenis hebben waargenomen en in kaart gebracht, zo doet de Zwitser dit met zijn bergen, bergbeken en de plaaatsen waar lawines kunnen neerkomen. Maar hij had daarbij één grote moeilijkheid meer dan wij te overwinnen n.l. de hoogte en deze veroorzaakte een veel meer verfijnde en ook een veel moeilijker opnametechniek, dan in ons vlakke land ooit nodig is geweest of zal zijn. Ik hoef hier maar even aan te stippen het in rekening brengen van schietloodafwijkingen tengevolge van de massa-aantrekking der bergen bij het uitzetten van tunnels en bij de nauwkeurig heidswaterpassingen, of eenvoudiger nog, op het veelvuldig ge bruik van barometer en thermometer bij gewone metingen. En bedenk eens, welk een energie het gekost moet hebben al die triangulatiepilaren boven op de bergen te bouwen. De zweet- 174

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1950 | | pagina 14