druppels, die rijkelijk gevloeid moeten hebben bij het bestijgen,
van welke berg dan ook, met de theodoliet op de rug, om boven
op de top de noodzakelijke hoekmetingen te gaan doen, telle men
niet te licht.
Onze kerktorens van 100 m zijn niets vergeleken met de berg
reuzen van 30004000 m, en het beklimmen van zo'n top vergt
dan ook uren inplaats van minuten, zodat het „draaien" van een
Snelliuspunt daar veelal op een gehele zomerse dag beslag legt,
zo niet op meer dagen. Eén kilometer omhoog betekent 15 km
horizontaal of 3 uur gaans. Het is goed hier even de aandacht op
te vestigen, omdat wij ons in ons vlakke landje daarover geen
zorgen maken, maar een feit is het, dat de mate van, moeite^ die
men zich moet getroosten om een bepaald resultaat te bereiken,
tevens een maat is voor de zorgvuldigheid waarmede men de op
metingen doet geschieden. Of met andere woorden: hoe meer
men zich lichamlijk moet inspannen om een resultaat te bereiken,
hoe zorgvuldiger men te werk zal gaan. Een foutje in de
opnametechniek bijvoorbeeld, maakt het gehele resultaat illusoir
en de inspanning vergeefs. Men moet opnieuw het veld in en de
berg op, en men wordt voor zijn onzorgvuldigheid gestraft met een
herhaling van de lichamelijke inspanning.
Men zon dus reeds vroeg op middelen om deze fouten en ook
de „moeite" zoal niet te voorkomen, dan toch te verkleinen en
kwam zo tot scherpe nauwkeurigheidseisen en in combinatie daar
mede tot een bepaalde opnametechniek (poolcoördinatenopname,
planchetopname, terrestrische fotogrammetrie enz.).
2. Daarbij trad al vroeg een werkverdeling op: de hogere geo
desie werd het gebied van de „Vermessungsingenieur", de lagere
geodesie het gebied van de „Geometer".
De eersten, de geodetische ingenieurs, worden sinds mensen
heugenis opgeleid aan de „Eidgenössische Technische Hoch-
schule" te Zürich. Met de laatsten, de landmeters is iets anders
het geval. De historie vermeldt, dat zij tot 1920 aan de Technische
Scholen te Winterthur en te Lausanne werden opgeleid en dat in
dat jaar de opleiding van Winterthur verhuisde naar de Federale
Technische Hogeschool te Zürich.
Aan deze Hogeschool verbleven zij vervolgens 21 jaar (tot 1941
om daarna geheel te verdwijnen.
Tot „Landmeter" kan men nu nog alleen maar worden op
geleid aan de Middelbaar Technische School te Lausanne, maar
van deze opleiding maken slechts de Frans sprekenden gebruik.
De Duits sprekende Zwitsers, die tegenwoordig landmeter wil
len worden volgen een geheel andere weg, namelijk die van de
academisch gevormde Cultuuringenieur met een „landmeters
patent". Alvorens deze gang van zaken voor U uiteen te zetten,
moet ik eerst nog even teruggrijpen op de voorgeschiedenis.
3. Zwitserland is een bondstaat, waarin de 25 hele en halve
kantons vrij grote autonome bevoegdheden hebben.
175