Het was dan ook niet te verwonderen, dat omstreeks het midden
van de vorige eeuw het enkele kantons waren, die de eerste maat
regelen namen op het gebied van de cultuurtechniek. Zij weiden
hierin slechts langzaam gevolgd door de Bonds- of Federale re
gering. Pas in 1881 begon bij deze ook de idee te rijpen, dat in
't bijzonder cultuurtechnische maatregelen de landbouw en dus
de productie van agrarische goederen omhoog zouden kunnen
brengen. In 1884 werd een bescheiden crediet geopend van 100.000
Zw. frs., waaruit dergelijke ondernemingen door de Bond zouden
mogen worden gesubsidieerd tot een maximum van 40 Van
deze mogelijkheid werd toen om verschillende redenen maar spaar
zaam gebruik gemaakt. Anders werd het echter na het aannemen
in 1893 van de wet ,,tot bevordering van de landbouw door de
Bonds-Regering". Toen konden n.l. maatregelen, die beoogden de
bodem te verbeteren, met max. 50 worden gesubsidieerd, waar
bij het echter de bedoeling was, dat de Kantons, Gemeenten, enz.
met een even hoog bedrag subsidieerden. Enkele jaren te voren
had men de noodzakelijkheid zien aankomen deskundigen aan te
moeten kweken, die in staat zouden zijn cultuurtechnische plannen
te ontwerpen, uit te voeren en te controleren en zo ontstond in
1889 de opleiding tot cultuuringenieur aan de Federale Hogeschool
te Zürich. Maar nog zou het tot 1912 moeten duren alvorens cul
tuurtechnische maatregelen ook voor grotere ondernemingen aller-
wege ingang gingen vinden. Waren het voor dien tijd merendeels
kleinere boerenwerkjes geweest, die werden gesubsidieerd, in dat
jaar werd het nieuwe Burgerlijk Wetboek ingevoerd en werden
in het artikel 702 bepalingen opgenomen omtrent beperkingen van
het grondeigendomsrecht ten behoeve van Bond, Kanton of Ge
meente, indien het algemeen belang dit vorderde. En in artikel
703 werd gezegd, dat grotere werken, als daar zijn: ontwateringen,
wegenaanleg, ruilverkavelingen en andere, slechts mogen worden
uitge.voerd, indien 2/3 deel van de betrokken eigenaren, aan wie
de helft van de grond moest toebehoren, vóór het plan hadden
gestemd. De overigen waren dan verplicht mee te doen.
Hoewel de eerste wereldoorlog de ontwikkeling van de cultuur
techniek toen nog tegenhield, schoot ze direct daarna met spron
gen omhoog. Tot aan de 2e wereldoorlog varieerden de door de
Bond uitgekeerde subsidiebedragen van 2 tot 9 millioen Zw. frs.
per jaar, zijnde ongeveer 25 van de totaal bestede bedragen,
om daarna gedurende de oorlogsjaren op 50 millioen Zw. frs. per
jaar te springen. Het noemen van deze bedragen is hierom be
langrijk, omdat het aantoont, dat er een behoorlijk aantal aan
geschoold technisch personeel aanwezig moet zijn geweest om de
plotselinge stoot te kunnen opvangen, die een dergelijke uitbrei
ding met het 10- a 20-voudige der werkzaamheden veroorzaakte.
Dank zij het voortreffelijke keurcorps der landmeetkundigen is
dit dan ook mogelijk gebleken.
4. Waar kwamen nu die vele landmeetkundigen vandaan?
176