spanners is 50 ellen langmen mag slechts met een touw van
50 ellen meten, niet meer en niet minderHoe groot is de
maat der Sabbathgrenzen? 40 touwen. Niet minder (lang mag dus
het touw zijn). Discutabel is de vraag, of men mag meten met
een korter touw, als de te meten afstand korter is dan 50 ellen.
En: In het geval, dat de afstand van de persoon tot aan het
dal (de stroom) 75 ellen bedraagt, wordt er tussen twee Amoras
gestreden over de methode. De ene zegt: hij mete met een touw
van 50 ellen, ga dan 25 ellen terug en mete weer 50 ellen. De
andere zegt: hij mete met een touw van 50 ellen en de rest mete
hij met een touw van 4 ellen. (De 50-els-maat was een zeer oude
maat, vandaar dat de Talmud-geleerden er afkerig van waren,
andere maten te gebruiken).
Ook omtrent de graad van nauwkeurigheid en het meten van
hellingen weten wij uit de oude tijd iets. Met eenzelfde touw
(meetsnoer) mocht bij landverdeling dat toen ook plaatsvond
niet het ene deel in de zomer en het andere deel in de winter
worden gemeten. Men nam aan, dat het touw in de zomer kromp
en in de winter uitzette. Blijkens Leviticus 19> 35 (Gij zult geen
onrecht doen in het gericht met de el, bij de veldmetingen),
met het gewicht of met de maat) voorzag men deze mogelijkheid
ook. 92
In dezelfde geest wordt door Rab Juda aan een Harpe-
donapt, genaamd Rab Adda dit voorschrift gegeven: ,,wees niet
onnauwkeurig bij het veldmeten. Immers ook het kleinste stukje
akker is goed voor de beplanting met (tuin) saffraan/' Genoemde
Harpedonapt vertelt Rab Juda, dat hij bij de uitmeting met de
4 ellen aan de rand van een kanaal of een stroom toch wel on
nauwkeurig moet zijn.
Bij verschillende uitleggers zit wel de gedachte voor, dat de
Sabbathgrenzen niet zo nauwkeurig werden gemeten. Zo zegt het
voorschrift: als iemand zich op Vrijdagavond buiten de Sabbath-
grens bevindt, al is het slechts 1 el, dan mag hij niet in de stad
gaan. Maar Rabbi Simon zegt (denkende aan de meetmethoden):
zelfs als hij 15 ellen buiten de grenzen is, mag hij de stad ingaan.
Een ander voorschrift luidt: Men meet slechts van het hart
uit, d.i. de beide touwspanners moeten het snoer op de hoogte
van hun hart houden, dan meet men in rechte lijn. Verheffingen
of inzinkingen van de bodem moet men zoveel mogelijk vermijden.
Ontmoet men deze, dan moet men het touw spannen over de in
zinking (dus nivelleren), of men moet uitwijken om de verheffing
heen en dan in de oorspronkelijke richting de meting vervolgen.
Is de verheffing te groot en te omvangrijk, dan past men de
214
92vgl. Abraham Savosorda, Hibbur ha Mesihah, blz. 4.