methode van het „Durchstechen" toe, d.i. men meet in dezelfde richting door, er daarbij acht op gevende, dat de laagststaande landmeter het touw tegen het hart (elders zegt men: op zijn hoofd) houdt, terwijl de hoger staande het tegen de voetzolen legt. Tenslotte vertelt Abajje: wij hebben een princiep, dat men de „Durchstechung" slechts met een touw van 4 ellen uitvoert (en dat alleen een vakman deze metingen mag doen). De waterpassing is waarschijnlijk even oud als het veldmeten. Reeds op de kaarten van de Sumeriërs was bij elke akker aan gegeven, welke kant hoger en welke lager lag. 92a) Voor de kunst van het waterpassen bij de oude Egyptenaren en Mesopotamiërs hebben we talrijke bewijzen. De grootse kanaal- en sluiswerken eisten nauwkeurige waterpassing, vooral omdat in dit waterarme vlakke land het bodemverval gering is. Zien wij slechts naar het kanaal tussen Nijl en Rode Zee, geopend in het jaar 250 v. Chr. en vooral ook naar dat door de berg Athos, dat Xerxes in de 5e eeuw v. Chr. aanlegde. En denken wij daarnaast aan de waterpassing van het grondvlak der pyramide van Gisa, waar het grootste hoogteverschil op een strek van 900 m slechts 15 mm is, en aan de waterpassing van het Re-heiligdom van koning Ne-Woser-Re uit de 5e Dynastie, waar men bij de omloop van de obelisk op een strek van 160 m minder dan 8 cm hoogteverschil constateerde. 38 Tenslotte komt reeds in een Egyptisch .dodenboek" een water pasinstrument getekend voor. Dat meting en waterpassing niet altijd zo precies klopten als bij de succesvolle bouw van het waterleidingkanaal voor Jeru zalem in 700 v. Chr. toont ons de een-kilometer-lange tunnel, die Eupalinos omstreeks 530 v. Chr. door de berg Castro op Samos bouwde. Daar ontmoette men elkaar niet op dezelfde hoogte. De aangehaalde voorbeelden bewijzen echter wel, dat men nauw keurig kon werken en naar nauwkeurigheid streefde. 89b) Verhouding Talmudleraar en landmeten De landmeters oefenden hun landmeetkundige arbeid dus zeker uit onder de Palestijnse en Babylonische Joden. Zij worden in de Missna, in de Palestijnse en Babylonische Talmud dikwijls ge noemd. Talmudleraar en landmeter werkten samen: er bestond tussen hen een vriendschappelijke verhouding. De Talmudleraar gaf de landmeter aanwijzingen in religieuze en wetgevende rich ting, zoals wij reeds hiervoor opmerkten. Met betrekking tot de meetkundige vragen echter vroeg de Talmudleraar vaak in lichtingen. 215 fi2a) J. Schiaparelli in „Revista di Scienza", deel 3, iMiltano 1908. F. M. Feldhaus, Die Techniek der Antike und des Mittelalters, Berlin 1931, blz. 96.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1950 | | pagina 11