Voor dit examen meldden zich 18 candidaten aan; zij werden
allen na beoordeling van de ingeleverde werkstukken tot het exa
men toegelaten.
Vlak voor het examen trok zich één candidaat terug en na de
eerste dag van het schriftelijk gedeelte staakte een tweede het
examen. Van de zestien candidaten slaagden zeven voor het eer
ste gedeelte; na het tweede gedeelte bleek dat nog drie candidaten
moesten worden afgewezen, zodat tenslotte aan vier candidaten
het diploma kon worden uitgereikt.
Hier volgt bij elk onderdeel het percentage der candidaten die
daarvoor voldoende behaalden met tussen haakjes het gemiddeld
cijfer van het onderdeel;
oppervlakteberekening 56 (5,5), kaarttekenen 56 (6,0), een
voudige landmeetkundige berekeningen 69 (5,6), landmeten en
waterpassen 75 (6,3), hoekmeten 86 (6,6), waterpassen 86 (6,6),
detailmeten 86 (6,9), mondeling 71 71 (6,4).
Schriftelijk gedeelte.
Oppervlakteberekening, De resultaten van dit onderdeel zijn de
commissie tegengevallen. Het viel op, dat het grootste gedeelte
van de candidaten niet met de opgave klaar was gekomen. Toch
meent de commissie dat een dergelijke opgave in de daarvoor ge
stelde tijd moet kunnen worden gemaakt; a.s. candidaten dienen
hiermede rekening te houden. Evenals vorig jaar leverde het om
geslagen trapezium verschillende candidaten moeilijkheden op; de
opmerking in het vorig verslag (1949) is blijkbaar door deze men
sen genegeerd. Enkele candidaten berekenden de oppervlakte vol
gens de coördinatenmethode, een methode die op dit vraagstuk
juist niet toegepast moet worden; een directe berekening uit de
meetgetallen is hier de oplossing.
De uitkomsten zijn; oppervlakte ABCDEFHKM 6877 ca, ML
10,72 m, LK 28.39 m, FL 61,53 m.
Kaarttekenen. Het is opvallend hoe weinig zorg besteed wordt
aan het kleuren, inkten en verder afwerken van een vaak behoor
lijk uitgevoerde kaartering. Al verschillende malen heeft de com
missie in haar vorige verslagen op dit euvel gewezen, helaas tot
nog toe zonder resultaat. Het bepalen van de coördinaten van een
punt in een meetlijn waarvan een der in coördinaten gegeven uit
einden buiten het papieroppervlak ligt, gebeurde in het algemeen
te omslachtig. Zelden werd rechtstreekse bepaling van een tussen-
punt uit de coördinaten der eindpunten gebaseerd op de formules
v IXB Ya XYb n 1
Xp= -Yp -voor een punt P gele-
gen op AB, zodanig dat AP PB X 1. In de gestelde opgave
is het b.v. zeer gunstig om het lijnstuk tussen vtpt. 11. 74.91 en
240
1 -f- A 1 -f- A