landse Landmeetkundige Federatie te Wageningen op 8 Juni 1950.
Prof. Ir. F. Hellinga schrijft over efficiency bij ruilverkavelingen.
In de tekst zijn enkele grafieken opgenomen. De gegevens voor
deze grafieken zijn ontleend aan de Verslagen van de C.C.C.
Prof. Hellinga bepleit uitbreiding van het statistisch materiaal over
de Ruilverkavelingen.
Ir. J. A. Eshuis, Directeur van de Nederlandse Heidemaatschappij
te Arnhem had zijn voordracht gewijd aan beschouwingen over het
uitvoeren der grondwerken. Hij bekijkt het opmaken van de be
groting, de preferentie voor machinale uitvoering of uitvoering in
handkracht, de te gebruiken machines, het noodzakelijke contact
met de landmeter-deskundige, het werkplan enz. De inhoud van
deze artikelen is van belang voor een veel grotere groep van
werkers. Wij blijven het betreuren, dat de studiedagen niet gemak
kelijker toegankelijk worden gesteld voor andere vakgenoten.
Het wetsontwerp bevattende wijzigingen van de Ruilverkavelings-
wet is bij de Raad van State in behandeling.
Hinderwef en Veiligheidswet
Bij de Tweede Kamer is ingediend een ontwerp Hinderwet. Als
dit ontwerp tot wet is verheven, is daardoor de bestaande wet van
2 Juni 1875, Staatsblad no. 95 met de latere wijzigingen ingetrokken.
De Hinderwet is, mede door het feit, dat er bij de kadastrale
dienst herhaaldelijk extracten uit de leggers worden verstrekt, welke
bij de aanvragen om vergunning moeten worden overgelegd, één
van de vakwetten, die de belangstelling heeft van het personeel.
De wet heeft tot doel de bescherming van de omgeving van
inrichtingen (als fabrieken en werkplaatsen) tegen het gevaar, de
schade of de hinder welke zulk een inrichting in allerlei vorm zoals
stank, trillingen, lawaai en brandgevaar, naar buiten kan veroor
zaken. Zij behoorde destijds tot de eerste voorbeelden van overheids
bemoeiing op het terrein, dat in de negentiende eeuw nog niet alge
meen tot dat der overheid gerekend werd.
Eerst 20 jaren later kwam de Veiligheidswet tot stand. Hinderwet
en Veiligheidswet hebben beide betrekking op de gevaren welke
een inrichting kan veroorzaken, de één buiten, de andere binnen
de inrichting.
De wijziging van 1896 (wet 4 Sept. 1896, Staatsblad no. 152)
waarbij de Hinderwet in overeenstemming werd gebracht met de
Veiligheidswet, is de enige belangrijke wijziging. De opzet is dus
deugdelijk gebleken en in het huidige ontwerp wordt die dan ook
niet aangetast. Modernisering werd echter nodig.
In de eerste plaats moest de opsomming der inrichtingen bijge
werkt worden. Immers, de sedert 1875 met sprongen vooruitgaande
14