bouwgronden" geheel herzien ontwerp het Ministerie heeft verlaten
en onderwerp is van interdepartementaal overleg. Er wordt naar
gestreefd het stuk zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer te
doen toekomen.
Onmiddellijk na ontvangst van het rapport van de Commissie
Van den Bergh is het ontwerp pachtwet toegezonden aan
verschillende consulenten, omdat deze in het bijzonder met de prak
tijk van het pachtrecht te maken hebben. Door de colleges van
consulenten zijn waardevolle adviezen uitgebracht. In samenwerking
met het Ministerie van Justitie is het Ontwerp thans opnieuw in
studie genomen.
Blijkens het Voorlopig Verslag van Hoofdstuk IV der Rijks
begroting (Justitie) sprak men er in de Tweede Kamer algemeen
zijn voldoening over uit, dat de arbeid van prof. Meijers ter voor
bereiding van een nieuw Burgerlijk Wetboek gestadig voortgang
vindt en dat bepaalde hoofdpunten, naar men aannam zodanige,
welke voor een principiële beschouwing in aanmerking komen, nog
in de loop van dit zittingsjaar aan de Tweede Kamer of althans
aan haar vaste Commissie voor Privaat- en Strafrecht voorgelegd
zullen kunnen worden. Indien mogelijk, zou men gaarne vernemen,
hoeveel tijd naar menselijke berekening nog met de voltooiing van
de gehele opdracht gemoeid zal zijn.
Met de Minister was men van mening, dat het voorbereidende
werk van prof. Meijers geen storende werking mag uitoefenen op de
herziening van bepaalde onderdelen van het burgerlijk recht, wan
neer de maatschappelijke ontwikkeling deze herziening noodzakelijk
maakt. Anders zou de wet nog meer door de maatschappelijke
evolutie worden voorbijgestreefd. Dit is, zo meenden vele leden,
stellig reeds het geval met de ontwikkeling der ondernemingsvormen.
Dat thans een wettelijke regeling van de stichtingen ten Departe-
mente is opgesteld, stemt, zo meende men, tot voldoening. Kan in
diening daarvan spoedig worden verwacht? En is het de bedoeling,
dat dit ontwerp te zijner tijd zal worden opgenomen in het nieuwe
Burgerlijk Wetboek? Daarin zal een regeling van de rechtspersonen
toch zeker niet mogen ontbreken en onder deze neemt de stichting
tegenwoordig een belangrijke plaats in.
De Oosterpolder*
Aangezien de ervaring, opgedaan bij het droogleggen en het in
cultuur brengen van de Wieringermeer en van de Noordoostpolder,
heeft geleerd, dat het behandelen van een gebied, dat dubbel zo
groot is als de laatste, bezwaar zou opleveren en tot extra-kosten
zou leiden, wordt door de Regering voorgesteld, de Zuidoostelijke
polder in twee gedeelten in cultuur te brengen.
25