gebruikte oriëntering bij rechtstreekse berekening uit de coördinaten
geheel moeten sluiten, (behoudens een afrondingsfoutje, dat echter
niet meer dan 1 dmgr. mag bedragen) doch moet tevens de controle-
oriëntering bij deze berekening ten naaste bij gelijk zijn aan de
meting.
Heeft men n.l. slechts de beschikking over één oriëntering en
vergist men zich in de benaming van dat punt, dan zijn de onder
linge afstanden ten opzichte van het uitgangspunt wel juist, doch
ondergaat het gehele stelsel een draaiing over een hoek, even groot
als die tussen gemeten en foutief vernoemd punt. Niet alleen is een
controle-oriëntering zeer gewenst om de juistheid van de meting
aan te tonen, ook voor de berekening kan dit zeer nuttig zijn. Het
komt n.l. voor, dat de rekenaar de coördinaten van het richtpunt
verkeerd overneemt in afd. 4 van het centreerformulier. Gebruikt
hij dezelfde foutieve coördinaten bij de rechtstreekse berekening,
dan zal afd. 5 een volkomen sluitend geheel vormen, de controle-
berekening geheel overeenstemmen en toch is dan het resultaat
niet in overeenstemming met de werkelijkheid.
Ook in dat geval kan de tweede oriëntering uitsluitsel geven.
Men dient zich wel te realiseren dat, al is de hoekmeting tot in de
perfectie uitgevoerd, de uitkomsten van een centrering waardeloos
zijn, indien niet tevens de meeste zorg wordt besteed aan de meting
van de basis. Het blijkt in de praktijk vaak niet mogelijk om door
het meten van meerdere afstanden een afdoende controle te ver
krijgen, een reden te meer om aan de basismeting extra voorzorgen
te verbinden. Alle afstanden worden over de koppen van de drie
poten vier maal gemeten onder gelijke spanning van 10 kg.
Het grote voordeel hiervan is wel gelegen in het feit, dat bij
genoemde spanning de meetband een vrijwel te verwaarlozen door
buiging vertoont, (gebruikt worden stalen meetveren van 20 of
30 m.) Tevens wordt voor elke basis of gedeelte daarvan de helling
bepaald. Het opnemen van de temperatuur geschiedt zo nauwkeurig
mogelijk. Is er tijdens de meting veel zonneschijn, dan is het dikwijls
moeilijk om de temperatuur van de band te bepalen. In ieder geval
moet dan worden getracht een zo goed mogelijke benadering vast
te stellen. In grote trekken geeft het bovenstaande een beeld van
de handelingen, die een waarnemer moet verrichten om een cen
trering uit te voeren. Het is noodzakelijk om elke centrering, ook
de schijnbaar zeer eenvoudige, met de meeste zorg te meten. Een
fout in de meting of berekening veroorzaakt, indien zij kan worden
aangetoond, veel overbodig werk. Zo niet, dan is de waarde van
de gevonden coördinaten zeer problematisch.
Delft, Dec. 1950.
3