zijn en belangrijker. De andere decumani en kardi worden verdeeld in limites actuarii of quintarii (die men om de vijf wegen ontmoet) en eenvoudige limites linearii of subruncivi. De linearii bepalen de centurie en de actuarii bepalen groepen van 25 centurie of saltus. De centurie had zijden van 710 m; het oppervlak was 200 iugera of d= 50 ha"). Deze verdeling is uniek. Zij zou misschien met behulp van lucht- kaartering en de bestaande perceelsgewijze kaarten gedeeltelijk terug te vinden zijn, waarbij ook de toponymie waardevolle aan wijzingen zou kunnen geven. Veel betekenisvolle resten bestaan er namelijk niet. Wij kennen grensstenen met inscripties, enkele beschrijvingen van centuriaties, opgravingen e.d. Hierbij hebben wij het oog op de overblijfselen van de kolonie van C. Gracchus te Carthago100), op een beschrijving van het domein in de Campagna, dat door Consul Domitius Lentulus in kleine stukken werd verdeeld en in 162 v. Chr. billijk werd verhuurd (en in het jaar 59 door Ceasar uitgegeven aan 20.000 grote gezinnen) op een geometrisch mooi geparcelleerde streek tussen St. Maria di Capua Vetere en Marcianise, waar men 30 vierkanten onderscheidt en verder denken wij nog aan een dozijn andere met wegen Zuid- Noord en Oost-West. De opgraving, waarvan figuur 1 hiernaast een schets geeft, ligt ten Westen van de centurie C van de kolonie Julianus, van welke een plan is opgenomen, o.a. in Bulletin Arch. 1924. Het is niet twijfelachtig, dat het terrein ligt in de keizerlijke kadastrering van een kolonie. De constructeur van het grote amphitheater heeft de plaats zo gekozen, dat het centrum ervan valt op het kruispunt van Kardo XIX West en Decumanus II Zuid. Mede hieruit blijkt wel, dat het plan aansluit aan (of een deel is van) een Romeinse stadskaart (forma) en dat het is gemeten in het systeem van de algemene kadastrering. Dit plan is in een eeuwige" vorm inge schreven: 20 jaar geleden was het in het terrein nog goed zicht baar. De op de begraafplaats gevonden graven dateren Delattre in de eerste eeuw v. Chr. De opmetingen, van welke hier duidelijke sporen zijn gevonden, de ene volgens de methode Ceasar, de andere volgens de methode Octavianus, hebben een gemeenschappelijk punt van uitgang. Op de grenzen van beide vallen zijden van de ene groep centuries samen met de zijden der andere. Er zijn meer coïncidenties, die wijzen op twee kadastreringen, uitgaande van één conceptie en bijna gelijktijdig voorzien, zo niet gelijktijdig uitgevoerd. (wordt vervolgd) 43 99Adolf Schuiten, Die römische Flurteilung und ihre Reste in: Abhandlungen d. Geschichte d. Wissensch. zu Göttingen, W.F., dl. 2. iöü) Artikel .Vestiges de la colonie de C. Gracchus a Carthage" in: Bulletin Archéol. du Comité des travaux hist, et scient, 1928/9, Paris, bl. 652.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 11