Hel Kadaster in de Tweede Kamer Naar aanleiding van het door de begrotingscommissie aan de Regering gezonden, hieronder afgedrukte Voorlopig Verslag en van een aan de hand hiervan gevoerd mondeling overleg met de Minister van Financiën werd het na het V.V. afgedrukte antwoord ontvangen betreffende Hoofdstuk VII B, onderdeel Grondbelasting en Kadaster. Grondbelasting. Een lid maakte bezwaar tegen de laatste verhoging van de grondbelasting. Deze belasting zag dit lid als een uitzonderings- belasting. Hij, die zijn vermogen in grond heeft belegd, moet extra betalen. Grondbelasting moet hij betalen, ook al heeft hij op dit eigendom een hypothecaire lening voor de volle waarde gesloten. Het hier aan het woord zijnde lid zou gaarne vernemen, of de Minister bereid is, de gesignaleerde onrechtvaardigheid weg te nemen. Andere leden konden zich met de voorgaande beschouwingen niet verenigen en verwezen naar hetgeen te dezer zake bij meer dan een gelegenheid was opgemerkt. Een der leden bepleitte een herwaardering van de grond en meende, dat zo een belangrijke bate voor de schatkist was te verkrijgen. Antwoord van de MinisterHet lid, dat bezwaar maakte tegen de laatste verhoging van de grondbelasting, heeft blijkbaar het oog op de invoering van een aantal opcenten in 1940; sedertdien is de grondbelasting niet meer verhoogd. Weliswaar is bij de Wetten van 15 Juli 1948 (Staatsblad no. I 307) en 25 November 1948 (Staatsblad no. I 513) in navolging van een bezettings regeling het maximum van de op de aanslagen van de grond belasting te heffen gemeentelijke en provinciale opcenten verhoogd, doch doordat tevens de in 1940 ingevoerde Rijksopcenten werden afgeschaft, heeft dit niet geleid tot een verhoging van de grond belasting boven het niveau tot hetwelk deze was gestegen door de in 1940 ingevoerde opcenten. De ondergetekende kan zoals hij, naar andere leden terecht in herinnering brengen, reeds meer dan eens heeft opgemerkt in vorenbedoelde verzwaring van de druk van de grondbelasting geen onbillijkheid zien, nu ook andere belastingen sedert 1939 belangrijk zijn verhoogd. Hij is bovendien van mening, dat een terugkomen, na tien jaar, op deze verhoging een ongemotiveerde bevoordeling van de tegenwoordige eigenaren zou betekenen en ook in budgetair opzicht ernstig bezwaar zou ontmoeten, nu het derven van inkomsten door provincies en gemeenten onvermijdelijk tot hogere uitgaven voor het Rijk zou leiden. 44

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 12