die zowel werkzaamheden te velde als ten kantore verrichten. Wordt alleen gelet op de werkzaamheden te velde, dan kan wor den opgemerkt, dat bij de ruilverkavelingsdienst en bij de dienst voor buitengewoon landmeetkundig werk thans meer dan 80 van de metingen door ambtenaren van middelbare rang wordt uitgevoerd. Bij de bijhoudingsdienst zal binnen enkele jaren worden bereikt dat 50 van de veldwerkzaamheden door landmeetkundige ambte naren en landmeetkundige ambtenaren A wordt verricht. De veel vuldig voorkomende technische en juridische problemen, voort vloeiende uit de interpretatie van het kadastrale en hypothecaire archief, zijn oorzaak dat hier het percentage niet hoger kan zijn. Uit het vorenstaande blijkt, dat hetgeen wordt opgemerkt om trent de tegenwoordige leiding van de dienst niet juist is. Wanneer er jongere landmeters zouden zijn, die hun taak bij het kadaster niet in overeenstemming achten met hun academische opleiding, dan kan dit naar de mening van de ondergetekende slechts worden toegeschreven aan de mentaliteit van vele pas afgestudeerden om in hoge mate belangstelling te hebben voor zware theoretische problemen en de vraagstukken van de praktijk te onderschatten. Ten stelligste wordt ontkend, dat deze dienst topzwaar gemaakt wordt en evenmin is juist, dat een ernstige achterstand in de werkzaamheden valt te constateren. Hetgeen wordt opgemerkt over het voortdurend sterk toenemen van de financiële eisen, moet op een misverstand berusten. Zo blijkt, bij vergelijking van de begroting over 1948 met die over 1951, het aantal landmeters gelijk te zijn gebleven. De abnormale stijging van het bedrag der uitgaven is hieraan toe te schrijven, dat in 1949 de kosten van de hypotheekkantoren onder dit artikel zijn gebracht. Inderdaad houdt de vermeerdering van de kosten voor de ruilverkaveling slechts verband met de uitbreiding van de werkzaamheden. Tot zijn leedwezen kan de ondergetekende er niet mee instem men, dat hier een belangrijk object tot bezuiniging aanwezig is. Ten aanzien van de eventuele opheffing van enige kleine hypotheekkantoren en bureaux van de landmeetkundige dienst wordt opgemerkt, dat een onderzoek hieromtrent nog gaande is. Hierbij zal volledige aandacht worden geschonken aan de bezwaren van het notariaat en andere belanghebbenden. Het grote verschil tussen het vermoedelijke beloop van de ont vangsten wegens verrichtingen betreffende het kadaster en de hypotheken over de jaren 1948 en 1949 en de bedragen onder de middelen geraamd vindt zijn verklaring in de omstandigheid, dat in die jaren in de begroting de ontvangsten voor Kadaster enerzijds, hypotheken anderzijds, afzonderlijk zijn vermeld. Totalisering van de bedragen in de begroting 1950 als ver moedelijk beloop van de ontvangsten in 1948 genoemd in de onder- 47

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 15