Zonder twijfel zijn daar de leeftijden vermeld, zoals te concluderen is uit het extract (geplaatst in de le eeuw vóór of na Chr.) van een lijst uit Philadelphie. Ook van papyrus Tebtynis L 103 (uit le eeuw v. Chr.) kennen wij die lijsten, waarvan één het karakte ristieke opschrift draagt: „Bevolkingslijst van hen, die de capitatio betalen te Théognis". Een nieuw feit uit de Romeins-Egyptische periode is de ver schijning van de aangiften van belastingschuldigen 6395Elk jaar nodigt de prefect per decreet de belastingplichtigen uit, die gronden aan te geven, die niet overstroomd zijn of die niet vol doende of onregelmatig zijn overstroomd (ophouden van het water door anderen, aanvoer van zand, erosie e.d.). Paul Meijer meende aanvankelijk, dat deze aangiften alleen plaats hadden in de bijzondere jaren, dus als de Nijl bijzonder sterk gewassen of als de waterstand abnormaal laag bleef; hij ontleende zijn argumenten aan een aantal coïncidenties: van de 7 hem bekende aangiften waren 3 van het jaar 162/163 en 2 van 202, maar de later ontdekte teksten hebben zijn waarnemingen niet versterkt (men plaatst deze latere teksten n.L als volgt: 2 stuks in het jaar 162/163, 1 in 163, 1 in 163/164, 1 in 169, 1 in 194/196, 2 in 202, 1 in 203, 1 in 208, 1 in 226 en 1 in 220). De percelen zijn niet precies aangeduid; het is bijna nooit de Sectie, die wordt vermeld, maar slechts de plaats X. Voor de fiscus was de pachter verantwoordelijk; de eigenaar was aangever. Dit dus in tegenstelling met de toestand in de Ptolemaeëntijd (321 30 v. Chr.), waar de concessiehouder belastingplichtige is. De aangiften van de niet-overstroomde landen waren aan elkaar geplakt; zij vormden een rol xópiogmet genummerde bladen. De percelenregisters met eigenaar. De aangiften werden slechts aanvaard onder voorbehoud: een verificatie had elk jaar plaats. Deze werd georganiseerd door de Koninklijke scribe en de strategus. Ze werd uitgevoerd door nota belen, gekozen uit een ander administratief district. 37 Het is waarschijnlijk Tiberius Julius Alexander geweest, die de praktijk ver^ oordeelde, om de cijns vast te stellen op basis van schade door het vloedwater, zonder rekening te houden met de staat van het ogenblik van onderzoek. Hij zal zeker de nieuwe commissies hebben^ samengesteld, welke bestonden uit de door de epistrategus, de strategus en de dorpen benoemde vertegenwoordigers (dezelfde commissies, waarin ook de dorpsscribe en de officiële staatslandmeters 63U. Wilcken, Grundzüge 95V. Martin, Un document administratif du nöme de Mendes, 1917, in St. Pal., dl. XVII, bl. 29/30.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 5