Van alle bezittingen der geestelijke stichtingen kwamen de grond- schetsen voor (Van Vespasianus b.v. is bekend, dat hij de door Sulla aan de tempel van Diana geschonken landerijen „ex forma divi Augustus" liet nameten). Zoals bekend golden deze bezittingen als alle res sacrae als Staatseigendom. „Alles wat tot de arbeid van de landmeter behoort," zegt Hyginus, „zal zich niet alleen in de kolonie moeten bevinden, maar ook in de archieven van de vorst (tabularium Caesaris); de land meter moet de kaarten zelf hebben getekend vervaardigd)." Uit deze passage moet men niet afleiden, dat alleen de kolonies kadasters hebben. De klassieke landmeetkundigen beschouwden landmeting, toewijzing en kadastrering als een geheel en althans onder het Keizerrijk in elke stad en in elk groot dorp bevond zich een kadaster. Het exemplaar van het plan in Rome werd tenslotte als authentiek aanvaard. Sprekende over de plans, zegt Sigulus: „Men vertrouwt op hun overeenstemming als op publieke acten, maar als bij iemand daartegen verdenking rijst, wendt men zich tot de Keizerlijke ar chieven. Daar bevinden zich de kaarten van alle verdeelde en toe gewezen gronden, de verdelingslijst en de daarbij behorende be schrijving. Hoe de kaarten elders dan ook mogen zijn, als men verdenking koestert omtrent de overeenstemming, moet men zich tot het sanctuarium van de Keizer kunnen wenden." Deze verzameling van alle kaarten in één archief kan verbazing wekken, als men denkt aan de kadasters van Europese landen met hun tienduizenden kaartbladen, maar de Romeinse plans waren niet altijd perceelsgewijze plans; dikwijls was de verdeling in centuries alleen maar in het algemeen aangeduid; de namen van bezitters, de oppervlakte, de cultuur, die in andere kadasters op aparte lijsten zijn gebracht, stonden in het oude Romeinse Rijk op de plans zelf; de bergen waren niet gekadastreerd. Het is curieus, dat ons van dit enorme oeuvre niet meer rest dan een vijftal fragmenten van een enkel plan. Deze resten zijn gevonden in Orange en Narbonnaise. Uit de aanwezigheid van een vrouw onder de eigenaren heeft men gemeend te moeten afleiden 107108dat dit geen forma is van de oorspronkelijke toedeling van Orange, tot stand gekomen bij de Stichting van de kolonie, maar waarschijnlijk dat van de algemene kadastrering van Narbonnaise, uitgevoerd onder Augustus in de jaren 2912 v, Chr. Het is hier niet zo, dat slechts één netwerk van centuries zich uitstrekte over de hele provincie, zoals men dat meent te kunnen bewijzen voor de provincie Africa Nova: vier van de gevonden delen bevatten de centuries van het gebied sinistrata citrata, ge nummerd 1019 van de decumanus en 311 met betrekking tot de 79 107) A. Schuiten, Vom antiken Cataster (in: Hermes, deel XLI). 108A. Schuiten, Römische Flurkarten (in: Hermes, deel 33, bi. 534).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 11