nomen. Door een verbeterde opleiding van dit personeel zal met deze verschuiving rekening moeten worden gehouden. De consequentie hiervan is, dat met een toenemende verantwoor- delijkheid en het overnemen van een groter percentage van de taken der academisch gevormde landmeters de noodzakelijke betere op leiding beloond zal moeten worden met de middelbare eindrang. Wij hebben redenen om aan te nemen dat ook het bestuur van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde deze ontwikkeling in grote lijnen in principe aanvaardt. Zodra de invoering van een tussenrang tussen de landmeter en de landmeetkundig ambtenaar wordt aanvaard, moet men zich tegelijk afvragen, op welke wijze de ambtenaren voor deze volledig middelbare functie dienen te worden gerecruteerd. Tevens zullen dan passende overgangsmaatregelen dienen te worden ontworpen. Het Bestuur van de V.T.A.K. is van mening dat voor deze nieuwe middelbare eindrang uitsluitend de geschoolde en vakbekwame landmeetkundige ambtenaren A in aanmerking behoren te komen. De besten uit ons corps zullen hierbij een kans moeten krijgen. Een vooropleiding 5-jarige H.B.S.-B of daarmee gelijk te stellen kennis een aantal jaren vakopleiding zou naar onze mening voorlopig niet nodig zijn. Immers, ook al bezitten verscheidene landmeet kundige ambtenaren dit schooldiploma, in de toelatingseisen voor de C.T.O. is het M.U.L.O.-B diploma genoemd en onder deze omstandigheden zouden dus voor de bedoelde bevordering vrijwel alle jongeren uitgesloten zijn. Bij het gehele dienstvak der Belas tingen, noch bij de Departementen van Algemeen Bestuur is het diploma 5-j. H.B.S.-B verplichtend gesteld voor de middelbare eind rang. Het zou overigens niet moeilijk zijn, voorbeelden te noemen van hogere- en hoofdambtenaren, die niet in t bezit zijn van dit schooldiploma en nochtans als bekwame ambtenaren blijven ge handhaafd. Het spreekt vanzelf dat wij het niet eens kunnen zijn met de mening van enkele kortzichtige elementen, die mede uit overwegin gen van opportuniteit, de ambtenaren voor de tussenrang uit buiten staanders leken op kadastraal gebied wensen te recruteren. Het personeelsvraagstuk bij het Kadaster zou met een dergelijke oplossing zeker niet zijn gebaat. In elk geval is een eventuele omvorming van de personeelsopbouw een ernstig onderzoek waard. Bij zo'n onderzoek behoort ook de mening van de landmeetkundig ambtenaar bekend te zijn. Zonder deze materie dadelijk in haar geheel onder de loupe te nemen, acht het Bestuur van de Vereniging van Technische Ambte naren van het Kadaster het gewenst op deze plaats uit te spreken, dat de Vereniging in geen geval zal berusten in het passeren van haar leden, indien inderdaad wordt overgegaan tot het instellen van een rang tussen de landmeter en de landmeetkundig ambte naar A. 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 19