Gevraagd wordt:
a. een berekeningswijze te geven die U op het bureau in staat
stelt de afstanden EA en FC te bepalen;
b. een methode aan te geven om maten te berekenen met behulp
waarvan de boog EF gemakkelijk kan worden uitgezet t.o.v.
het verlengde van DF.
2. Beschrijf de methode van vlaktewaterpassing volgens de pool-
coördinatenmeihode.
Nadat de hierboven genoemde vlaktewaterpassing heeft plaats
gehad, constateert men dat het gebruikte waterpasinstrument
type alles vast" niet op de hoofdvoorwaarde was geregeld.
Moet men nu de meting overdoen of kunt LI en zo ja hoe
aan de foutieve resultaten correcties aanbrengen die leiden tot
terreinhoogten waarin het niet-voldoen aan de hoofdregelings-
voorwaarde tijdens de meting, onschadelijk is gemaakt?
3. Beantwoord naar keuze twee van de vier onderstaande vragen:
a. Waarvoor, wanneer en hoe gebruikt men een ruiterniveau?
b. Wat zijn de voordelen van een niveauprisma van Wild?
c. Welke planimeter prefereert U, de compensatiepoolplani-
meter of de schijfpoolplanimeter en waarom?
d. Welk prisma verkiest U, het driezijdige of het vijfzijdige
en waarom?
Kaarttekenen 12 April 1951. 10.3012.00.
Een gegeven figuratie calqueren met O.I. inkt. De calque af
werken met bijpijlingen en kadastrale nummers. De percelen
nummeren in volgorde naar eigen keuze, doch beginnend met
nummer 2635.
Wegnamen in staand draadschrift, het opschrift in schuin draad
schrift tekenen.
Naar een verstrekt veldwerk een vrije kaartering vervaardigen
op schaal 1 500.
Deze kaartering inkten en kleuren. Beschrijven met staand redis
en draadschrift.
1. Eenvoudige landmeetkundige berekeningen 13 April 1951.
12 April 1951. 13.30—16.30.
9.30—12.00.
101
TTVP72/