12 April 1951. 13.30—16.30.
De kaartering inkten, calqueren en kleuren.
De calque beschrijven volgens de normaalbladen N 446 t/m 448,
in draadschrift. De coördinatengetallen in schuin draadschrift. Het
opschrift in staand kapitaal Romeins en staand draadschrift.
De examenstof voor 13 April 1951 was gelijkluidend aan wat
voor het examen landmeettechnicus werd gevraagd.
Boekbespreking
Planologie door J. de Bliek. Uitgave N. Samson N.V.,
Alphen aan den Rijn. 1951, prijs 2,90.
Dit boekje zet op duidelijke en eenvoudige wijze uiteen, waarom
men van planologie of ruimtekunde in deze tijd meer moet weten.
Blijkens de inleiding van de schrijver is het werkje in de eerste
plaats bestemd voor de belangstellende buitenstaander. Wil men
zich in dit onderwerp meer verdiepen, achterin vindt men een lijst
van boeken en tijdschriftartikelen.
Planologie dan (de naam ontstond in 1928 op een stedebouw-
congres te Parijs) zouden wij naar het oordeel van de auteur kunnen
omschrijven als het streven (der overheid) om de toekomstige
ruimtekundige ontwikkeling van een gebied welbewust te leiden.
De planoloog moet dus zorgen dat er voor elk ding een plaats
is in harmonische samenhang met het geheel.
Aan het particulier initiatief kan dit niet worden overgelaten.
De activiteit van het maatschappelijke leven op de gebieden van
het wonen, het werken, de ontspanning en het verkeer zijn daarvoor
te gewichtig geworden. ,,Wij leven in een tijd, dat de wijziging
van de bestemming van elk stukje vaderlandse bodem aanleiding
kan worden tot een felle strijd."
De planologie streeft echter niet alleen de doelmatigheid na,
doch ook de schoonheid. Ongebreidelde en chaotisch verspreide
bebouwing b.v., een verschijnsel dat Prof. Huizinga in zijn „Ge
schonden wereld" brandmerkt als een vorm van cultuurbederf, kan
een landschap totaal ontluisteren.
De planologie moet ook de belangentegenstellingen landschap
landbouw en landschapindustrie trachten te overbruggen, zij zal
„de weg in het landschap" moeten bestuderen, de lichamelijke en
geestelijke volksgezondheid (zorg voor ontspannings- en recreatie
mogelijkheden) moet voor een deel aan haar worden toevertrouwd.
Hoe noodzakelijk dit is, wordt gedemonstreerd door een bezoek
(op drukke dagen) van 70.000 Amsterdammers aan het Amster
damse bos van 895 ha.
Aansluitende aan deze noodzaak moet ook de verhouding tussen^
recreatie en verkeer worden bezien.
104