.samenstel van grenskenmerken, dat o.m. door Toutain reeds in
1896 is onderzocht. Tunis is voor een bestudering van het Romeinse
landmeten wel interessant. De provinciale opzet van het werk is
hier duidelijker aantoonbaar dan uit de resten, gevonden in Italië.
Verschillende schrijvers over dit onderwerp' stemmen hieromtrent
overeen 1021036).
De topografische kaart van Tunis 1 a 50.000 toont ons twee
opmetingen, één in het Noorden van het Afrikaanse Vetus, de
andere in het Zuiden van dat gebied bij El-Djem. Het lijkt er op,
dat deze provincie in 2 perioden gemeten is. Men kent helaas te
weinig gegevens, om de volgorde te kunen bepalen. Een jaar of
tien geleden had men reeds 20 oorspronkelijke grensstenen met
en zonder opschriften teruggevonden. Enkele er van geven vrij
complete aanwijzingen als S.v.: het derde Legioen van Augustus
voerde de meting (en afpaling) uit onder het 3e proconsulaat van
C. Vibius Marsus (Leg. Ill Aug. Lim. C. Vibio Marso Procos).
Zij geschiedde derhalve in het jaar 781/29 door het Afrikaanse
Legioen. Geen enkele van deze stenen is echter ter plaatse ge
vonden: reconstructie van het netwerk is dus niet mogelijk, hoewel
Toutain het probeerde. Het gemeten en verdeelde gebied is waar
schijnlijk meer dan 20.000 km2, mogelijk strekte het zich uit over
geheel Africa Nova.
Bekijkt men de nog aanwezige resten van de uitgestrekte cen-
turiatie van Carthago (vgl. C. T. Falbe Recherches sur remplace
ment de Carthago1833" met de eerste goede beschrijving er
van) dan blijkt ook daar duidelijk de regelmatige verdeling in
vierkanten. Hier gaat het om een gebied van meer dan 40.000 iugera.
De lijn, die loopt van de toren van Sidi-bou-Saïd langs de grote
reservoirs van Malga, snijdt het centrum van Tunis, terwijl zijn
perpendiculair loopt van het plateau van Byrsa langs dezelfde
reservoirs. De zijden der vierkanten zijn ook hier 708 m (wij her
inneren er aan, dat 1 centurie 100 heredia; 1 heredium i= 2
iugera; 1 iugerum 240 X 120 voet).
De decumanus maximus zal zeker de weg TunisLa Marsa zijn
geweest. De verdeling is die van Caïus Gracchus, tijd 122 v. Chr.
De grond werd in stukken van ongeveer ó2]* iugera uitgegeven aan
6000 kolonisten.
Waarschijnlijk om de te lange tijdsduur van dit grootse werk
te verklaren, heeft men verschillende malen sterke verhalen bedacht.
In een mededeling aan Rome uit die tijd lezen we b.v., dat wolven
71
1.02j Toutain, Le Cadastre del' Afrique romaine in: Mémoires prés. par
div. sav. a l'Acad. des Inscriptions, dl. XII, 1, bl. 341.
103) A. Schuiten, L'arpentage romaine en Tunisie in: Bulletin Archéol. du
Com. des T.H., 1902, bl. 129 e.v.
8) Déléage,