enkele topografische aanwijzingen. Er zijn ook fragmenten van kadasterkaarten uit dit gebied bewaard gebleven. Hierover later. De perceelsgewijze opmetingen* Volgens Frontinus zouden de parcelleringen strigatie van strigae: lange stroken grond of: scamnatie) althans in Italië en in de provincies reeds vóór de centuriatie in gebruik zijn, maar onze bronnen zijn zo oud niet. De gegevens hieromtrent komen namelijk voor in de ,,Libri regionum", welke een samenvatting van de grond- toewijzingen zijn, niet van de metingen dus. Wel zijn deze Libri '(uit de 15e en 16e eeuw) vermoedelijk samengesteld uit statistieken e.d. van de le en 2e eeuw. Hyginus de landmeter laat ons zien, dat de strigatie vaak ver schijnt als een onderverdeling van de centuriatie. Hij schrijft: ,,Het komt voor, dat een terrein van 200 iugera of meer op bevel van de vorsten moet worden verdeeld in stukken van 50 iugera of groter, al naar de waarde; deze onderverdeling in drieën (trifinia) of in vieren (quadrifinia) onderkent men door de grenspalen tussen de stukken geplaatst". Waarschijnlijk is aan deze mening de opvatting ontleend, welke Max Weber in ,,Römische Agrargeschichte", blz. 26 e.v. weergeeft, n.l. dat de scamna en strigae inderdaad de onderverdeling van de centuriatie waren. Bij Nipsus (in F. I, 293) wordt echter melding gemaakt van een scamna van 20 X 24 actus of 240 iugera. Evenals de centurie blijken dus ook de scamna grote landmeet-eenheden te zijn geweest. In de opmeting van Florence vinden we een voorbeeld van zo'n quadrifinium. Hyginus omschrijft het aldus: ,,De kolonie Florence werd door de triumviri toegewezen bij de wet Julia; de caesar- centuries zijn 200 iugera, begrensd door kardines en decumani; op elke 2400 voet staan ronde grenspalen van één voet. Ook staan er platte grenspalen van een voet lang op elke 1200 voet. De andere palen (op elke 600 voet) geven de perceelwegen aan; deze ken merken, geplaatst door de administratie, worden onderhouden door de veteranen-grondgebruikers; zij dienen niet om plan en tracé van de begrenzingen aan te geven, maar slechts om de perceelomtrekken te bewaren." Het blijkt uit de strigatie bij Faliscos, dat daar grenspalen van silex voorkwamen op elke 240, 300, 360, 420, 480 en 600 voet, variërend naar de rang van de veteraan, die kleinere of grotere toewijzingen kreeg. Ook in de provincies ontmoet men strigatie. ,,Wij moeten (zo beweert Hyginus in ,,De limitibus constituendis") de arcifiniale gronden meten op een manier, dat tracé en begrenzing hun oude karakter blijven behouden. Wel heeft men in Pannonie bijvoorbeeld dergelijke terreinen verdeeld op de wijze van koloniale gronden 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 8