met decumani en kardines, maar de opmeting van onbelaste en belaste grond behoort naar mijn mening verschillend te geschieden. Het is zeer waarschijnlijk, dat precieze afpaling van de percelen een steun was voor de fiscus. De aangiften, ook in deze tijd geëist, kon men aldus beter controleren. Frontinus beweert, dat de arcifiniale gronden helemaal niet worden gemeten. Langzamerhand echter werden door grens- processen ook deze grenzen bekend. Vaste regels schijnen hier omtrent niet te hebben bestaan. In het algemeen brachten de Romeinen hun eigen gewoonten over naar de vele veroverde gebieden. Voor wat de landmeting betrof, maten zij de goede gronden daar op en lieten de rest over aan de plaatselijke gewoonten. Voor sommige terreinen bestond een aparte meetmethode. Zo schrijft Frontinus, dat globaal werden gemeten die gronden, waar van de gehele oppervlakte aan een stad was toegewezen. Ook de eigendommen van de grote aristocraten mat men niet, als deze het niet wensten. Bij Sigilus Flaccus lezen wij: ,,de priestercolleges en evenzo de maagden hebben hun grond en dikwijls zelfs een heel gebied gewijd aan hun heiligen. In de bossen met altaren en tempels kwamen de landmeters niet; men volstond met een een voudige omtrekmeting, hoewel de totaal-oppervlakte wel in het Kadaster werd ingedragen. Naast deze waren er nog de agri quaestorii, de gronden, die de Romeinen op de vijand veroverd hadden. Die gronden werden grotendeels van staatswege in centuries verdeeld (vierkanten van 25 oude morgen 8^ tot 12^ ha) en later door de Staat in het openbaar verkocht. Er bestonden van deze verdelingen publieke schetsen, maar het materiaal ervan was in de Keizertijd reeds ver dwenen 104a) Toen de Legioenen meer het officiële landmeterswerk overnamen, vervielen de egards voor de rechtskundige gesteldheid van de bodem en mat men uniform volgens de regels der centuriatie; later werd de verdeling voortgezet met een afpaling in kleinere stukken, de strigatie. Alleen daar, waar de Legioenen niet kwamen, in de berg streken en in de moerasgebieden, bleef de grond arcifiniaal. Op de te velde uitgevoerde metingen volgde de vervaardiging van kaarten. De weergave van de metingen, op kleinere of grotere schaal, bij ons dus kadastrale kaart of plan genoemd, droeg bij de Romeinen verschillende namen, van welke forma" wel de meest gangbare was. 77 104a) „Liber Coloniarum" in: Die schriften der römischen Feldmesser,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 9