De Numa is de godheid, bij deze grensverzekering betrokken.
De grenssteen wordt gezalfd, gekroond en berookt en daarna in
bijzijn van de contracterende naastliggers op de voor hem bestemde
plaats gezet, op het bloed, de beenderresten van het offerdier en
kolen van het offervuur, omdat deze tekenen blijven en dus de
arbiter als zekere herkenning kunnen dienen.
Het offer moet eigenlijk bestaan uit een deel der vruchten, die
onder bescherming van het grensrecht gedijen. Omdat de hof en
de weilanden daardoor echter niet gezekerd werden, eerde men
de godheid ook met een bloedoffer. Het wereldlijk deel van het
feest werd op een geschikte plaats in de nabijheid, in de schaduw
der abores intactae aan een offertafel van hout of steen gevierd.
Later werden van de grensvaststellingen protokollen vervaardigd,
waarin de grens van een bepaald punt uit rondom werd beschreven
van teken tot teken. Men noemde dit pagum of territorium sig-
nificanter describere. Van de bezittingen werden formae samen
gesteld, die echter als eenzijdige akten geen bewijskracht tegen
derden konden hebben.
Ze hielden echter hun betekenis, die feesten en die contracten, door
dat ze de deelgenoten samenhielden in een hecht verband, een pagus.
Jupiter (Terminalis) heeft de heilige grensvrede verordend, zegt
Vegoia. Er bestaat een wet van Numa, volgens welke de over
treder, die de grenssteen omploegt, met de stieren, die hem bij
die misdaad hielpen, aan Terminus geofferd moet worden.
De veel oudere lex agraria (gedeeltelijk opgenomen in de Lex
Mamilia, Roscia, Peducea, Alliena en Fabia) bevatten ook ver
scheidene bepalingen over grensstenen. In het derde hoofdstuk
staat, dat de Magistraten verplicht zijn er voor te zorgen, dat
de eigenaren de ontbrekende grensstenen herstellen en het vierde
bevat straffen op het hinderen van het vervoer op de hoofd
straten van de centuriaties. Het vijfde hoofdstuk bevat hoge
geldstraffen. „Wie een grenssteen met boos opzet verplaatst of
omverwerpt, betaalt voor elke steen aan de gemeentekas een
geldboete van 5000 sesterzen."
Een algemeen en meer in de geest van de nieuwe grondwet
gesteld voorschrift werd door Hadrianus in een rescript aan
Terentius Gentianus van 17 Augustus 140 gegeven. Men onder
scheidt hier vier gevallen: 1. Is het een gewone diefstal, zonder
dat de dader de betekenis van de grenssteen kent, dan wordt
hoogstens lichaamsstraf toegediend, de straf voor diefstal. 2. Wil
de dader zich door vernietiging van de grenskenmerken akkers
van de buren toeëigenen (en dit voornemen wordt vermoed bij
hoger gestelden!) dan is tijdelijke verbanning de straf. De duur
wordt bepaald naar de ouderdom van de dader. 3. Heeft de
dader het voor een ander gedaan, dan wordt hij tot twee of
drie jaren publieke arbeid veroordeeld. Een slaaf, die niet op
126