heet het, dat deze mensen het vertrouwen genieten van de overige eigenaren in het blok en voorts, dat geacht mag worden, dat zij ook het beste op de hoogte zijn van de opbrengstverhoudingen in dat blok, waardoor zij beter dan wie ook in staat zouden zijn de juiste relatieve verhoudingen in geldswaarde uit te drukken. De moeilijkheid van het taxeren van de waarde van hun eigen grond omzeilen zij dan door dit door de andere schatters te laten doen. In zo'n geval keert de er bij belanghebbende schatter zich om en laat aan zijn beide collega's het oordeel over. (De schatters treden steeds in oneven getale op.) In de practijk ontmoet men weinig bezwaren tegen dit systeem. Hoe kan het anders, waar het schatten op psychologische grondslagen berust en hierbij subjectieve gevoelens een grote rol spelen. Hierdoor wordt het haast onmogelijk voor de enkeling een taxatie aan te vechten verricht door een collectiviteit. Het „natuurlijk voortbrengend vermogen" van de grond, op welks grondslag geschat moet worden, kan bijna nooit met concrete cijfers exact worden weergegeven en zo komen dan de „gevoelens" in het spel en verliest bij verschil van mening de enkeling het van de meerderheid in ons democratisch bestel. Dit is de reden, dat er maar weinig bezwaren tegen de uit komsten der schattingen tot voor de rechtbank worden gebracht en dat slechts in die gevallen de reclamant in het gelijk wordt gesteld, wanneer hij met cijfermateriaal de onjuistheid van de schatting weet aan te tonen. Zover komt het meestal niet, want hij bezit die exacte cijfers niet, maar meestal hij, de reclamant, ten dele toch zijn zin alreeds bereikt, doordat in overleg met de plaatselijke commissie, aan wie hij zijn gevoelens heeft mogen kenbaar maken, de schattings waarde van zijn grond iets kon worden verhoogd. Het onderste uit de kan durft die reclamant dan ook weer niet te halen, bang als hij is gemaakt voor de proceskosten, die op hem zullen komen te lasten, mocht hij in het ongelijk worden gesteld. En dit gebeurt meestentijds, omdat het de rechter, gehoord de experts, in casu de vertegenwoordigers der centrale- en der plaatselijke commissie en de aan deze toegevoegde landmeter, niet wel mogelijk is anders te beslissen. De hardnekkigste bezwaren komen meestal van de zijde van de beter gesitueerde intellectuele, veelal uitwonende, grondbezitters, mensen, die door hun beroep met de grond te maken hebben en (menen) er verstand van (te) hebben, zoals rentmeesters, notarissen, bankiers, controleurs van de C.D., ambtenaren van de provinciale Waterstaten, van opname- en andere diensten, enz. maar zoals reeds gezegd, zij zijn verre in de minderheid. Het gros der grondeigenaren berust van meet af aan in de schattingsuitkomsten, omdat het er geen verstand van heeft en er dus ook geen kans toe ziet deze eventueel te verbeteren. 143

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 27