Commissie (bekend als de Commissie Kruyt, naar haar voorzitter,
Prof, Dr. J. P. Kruyt, Hoogleraar in de Sociologie te Utrecht)
tot taak kreeg:
1. het samenstellen van een wetenschappelijk gefundeerde
gemeentedocumentatie, welke zou kunnen worden gebruikt als
grondslag bij het opstellen van concrete gemeenteklassenindelingen
voor doeleinden, welke verband houden met de kosten voor
levensonderhoud en levensgewoonten (zoals loonvorming in het
particuliere bedrijf, noodvoorziening ouden van dagen, consu-
mentencrediet, overbruggings- en sociale bijstandsregeling, rege
ling werkverruiming hoofdarbeiders, bezoldiging overheidsperso
neel);
2. zo nodig het aangeven van richtlijnen voor dergelijke
gemeenteklassenindelingen.
In 1946 werd, om orde in de chaos te brengen, door een ge
mengde Commissie uit de kringen van werkgevers- en werknemers
organisaties, het College van Rijksbemiddelaars en het Ministerie
van Sociale Zaken een ontwerp-richtlijn opgesteld. Door de wijze
waarop dit in de praktijk is gehanteerd, is er t.a.v. de classificatie
met betrekking tot het particuliere bedrijfsleven grotere uniformi
teit gekomen.
Dit was echter slechts één van de problemen. De overheid stond
ook voor de vraag of de standplaats-classificatie voor het
overheidspersoneel moest worden herzien. In haar huidige vorm
dateerde de regeling uit het jaar 1926. Bij de ambtenaren is voor
die classificatie weinig sympathie.
De Regering achtte het echter van groot belang, dat weten
schappelijk en stelselmatig wordt nagegaan, welke objectieve
factoren in acht moeten worden genomen bij het ontwerpen van
een sociaal, economisch en sociologisch verantwoorde gemeente
klassenindeling.
Een concrete indeling zal later, in overleg met vertegenwoor
digers van werkgevers en werknemers, moeten geschieden.
De Commissie Kruyt heeft zich geruime tijd moeten bezig
houden met algemene theoretische beschouwingen, voor zij er toe
kon overgaan, bepaalde onderzoekingen te gaan verrichten. Eerst
moesten immers alle kanten van het vraagstuk onder ogen worden
gezien: economische, psychologische, sociologische en normatieve,
de geschiedenis van de regionale loondifferentiatie, de oorzaken
ervan en de gevolgen, de meest gewenste methoden van onderzoek.
Het is wel interessant te vernemen, dat het zes maanden duurde,
om de twee millioen kaarten van de woningtelling van 31 Mei
1947 voor het huuronderzoek nog enige extra machinale bewer
kingen te doen ondergaan.
In vele hoofdstukken zijn de opvattingen van de Commissie
152