neergelegd, o.m. met betrekking tot de historische ontwikkeling der regionale loonverschillen (blz. 1442), Volgt de geschiedenis van het classificatie-vraagstuk, een over zicht van de systemen van classificatie in het buitenland, een uiteenzetting van de grondslagen van de gevolgde werkwijze, de argumenten, aangevoerd pro en contra de classificatie, regionale verschillen, t.a.v. de kosten van levensonderhoud, behoeften, huur, gas en electriciteit, vergelijking stadplatteland, In de eerste conclusie noemt de commissie totale afschaffing van de tot op heden bestaande classificatie onrechtvaardig. Dit moet daarom door de Commissie worden afgeraden. De Commissie durft evenwel de conclusie aan, dat wanneer de in de toekomst te verwachten regionale nivellering in de huren reeds nu een feit was, de classificatie haar voornaamste recht vaardiging zou hebben verloren(blz, 135). Het feit van het bestaan van de verschillende soorten van consumptiestimulering, hoewel op zichzelf imponderabele factoren, is van zodanige invloed, dat de totale afschaffing van de classi ficatie ook sociaal-psychologisch niet verantwoord is. Zij meent, dat de standplaatsaftrek voor gekwalificeerde arbeid ten plattelande lager dient te zijn dan voor ongekwalificeerde arbeid en bij een bepaalde loongrens geheel moet verdwijnen. Zij beveelt aan een uurloonverschiil van gemiddeld 10 cent tussen de hoogst en laagst geclasseerde gemeenten in het algemeen als normaal te aanvaarden. De Commissie meent niet de vrijheid te hebben te adviseren tot een volledige uitsluiting van aftrek naar standplaats. Haar zesde conclusie luidt: Men streve naar een zo groot moge lijke uniformiteit inzake de classificatie bij alle loonregelingen, zowel in het vrije bedrijf als bij Overheid. Een indeling in 5 klassen verdient volgens de Commissie onder de gegeven omstandigheden uit doelmatigheidsoverwegingen in het algemeen de voorkeur. De slotconclusie is, dat classificatie van gemeenten, of c.q. de onderdelen van gemeenten, zal gebaseerd moeten worden op drieërlei gegevens, t.w. het huurniveau, interne structuur en de onderlinge liggiing. Wij zijn wel erg nieuwsgierig naar de consequenties, welke de Regering aan de uitspraken van de Commissie verbindt. Voor vele ambtenaren blijft een afwachtende houding geboden, hoewel de conclusies teleurstellend zijn. Driemaandelijks bericht betreffende de Zuiderzee werk en, jaargang XXXI, nos. 3 en 4, 3e en 4e kwartaal 1950 met tekeningenmap. (Uitgegeven door het Min. van Verkeer en Waterstaat, prijs 0,50). Evenals de vorige uitgaven in deze serie bevat ook dit bericht 153

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 37