duiding van de gemeten stukken. Verder bevatten ze juist die
gegevens, die de handboeken aanbevelen om op de formae te
brengen 108a).
Op de door Mommsen onderzochte schetskaart van Turijn
vinden we al de aanduidingen, die de landmeter aanbracht, als:
de overgedragen domeinen (links Fundus Selanus, rechts Fundus
Concessus a Publio Scipione), aanduiding van de gemeenschappelijke
bossen en weidegronden (links: Pascua colonie Julie of gemeen
schappelijke weide van Turijn, rechts Silva publica Juliensium
of publiek bos van Julius), de stromen (boven Flumen axinum),
de bergen, (beneden Mons Mica Juliensium, rechts: Mons
Masuinus Juliensium).
Behalve de naam van de stad (Colonia Julia Augustea) vinden
we er op aangrenzende gebieden Opulentia, Hasta e.a.
Voor vele gebieden vinden we hierin de zekerheid van het
bestaan der oude kadastreringen, die we reeds aangegeven vonden
in de Libri regionum.
Uit de series gegevens hieromtrent blijkt wel, dat in vele ge
vallen de perceelsgewijze meting (strigatie) volgde op de centuriatie.
Schets en plan vulden elkaar aan. Ook de schets was een
kadastraal stuk.
De conclusie van Déléage, dat de schetsen mogelijk reproducties
zijn van de verzamelkaarten, welke evenals bij het Franse Kadaster
ook steeds bij de Romeinse formae werden overgelegd, kunnen
wij niet tot de onze maken. Zelfs niet, al kent men bij het Franse
kadaster dergelijke overzichten reeds vóór de perceelsgewijze
metingen en met soortgelijke gegevens.
Het zou best kunnen, dat ze terug te voeren zijn tot deeltjes
van Agrippa's Rijksstatistiek, natuurlijk na verschillende bewerkingen.
Misschien openbaart de toekomst meer.
De Romeinse kadasterplans constateerden de eigendom en in
rechte kende men er dezelfde waarde aan toe als aan de publieke
akten.
Toch kan ook dit plan niet geheel de rol spelen van een
grondboek, want het was lang niet altijd perceelsgewijs opgemaakt,
men moest zich vaak op het terrein op de hoogte stellen van de
grenzen van een bepaald perceel, waarvan op het plan slechts de
oppervlakte, de eigenaar en de centurie, waarin het voorkwam,
te vinden wasr
Daarenboven werden ook deze plans niet bijgehoudenhet
waren dus eigenlijk, wat wij zouden noemen „minuutplans zonder
bijblad''.
Het was derhalve superieur aan verschillende Europese kadasters,
omdat het berustte op een officiële, beschermde begrenzing, infe-
121
08a) „Römische Flurkarten" door A. Schuiten in: Hermes 33, 1898.