De handschriftresten bevatten stukken van Balbus, Frontinus,
Agennius, Hyginus en Nypsus, waaraan we hiervóór reeds het
een en ander ontleenden.
Van de verzamelwerken van Boetius is van verschillende stukken
de herkomst uit de 7e of 8e eeuw vrij zeker.
Toch overbruggen deze geschriften, tezamen met andersoortige
resten uit de Romeinse tijd, niet voldoende het tijdsbestek, dat
ons scheidt van het begin onzer jaartelling. Wij zullen ook voor
deze peride genoegen moeten nemen met het combineren van
bijzonderheden, om aldus tot een enigszins afgeronde gedachte
over de landmeetkundige arbeid te komen.
Wezen en benamingen der grenzen»
De Romeinen noemden de grenzen van de daardoor gescheiden
gebieden finis of extremitas of (in andere zin) confinium. Omdat
eerst door de grensdaarstelling eigendom en bezit van grond vast
gelegd wordt, is bij elke rechten- of bezitsoverdracht evenals na
elk grensgeschil een demonstratio finium of grensaanwijzing nodig.
Het door de souvereiniteitsgrenzen vastgelegde staatsgebied heet
voornamelijk ager; het gemeentegebied, het rechtsgebied wordt
tegelijk territorium en regio genoemd; het privaatrechtelijk geheel,
de boerderij, het grondstuk in engeren zin: fundus; een onderdeel
ervan: locus.
In de 4e periode van de Romeinse geschiedenis (sedert Contantijn)
verandert met het naar voren komen van de sermo plebeius
en de rusticus het spraakgebruik: casa, dat in de goede tijd ge
bruikt werd voor keet en barak voor de knechten tegenover villa
voor herenhuis, van gelijke betekenis met Augurium, is in de 4e-
periode de hof zelf; casales termini) of casalia signa) de
grenzen van de hof.
In de betekenis van: tegen geweld der elementen vrijwaren
noemen de agrimensoren de grenzen observatorio, overigens (als
bescherming tegen boosheid der mensen) observabilia, quibus finis
servatur of observatur. m).
In het vóórromeinse Italië werd de grensvrede als een gods
dienstige plechtigheid gesteld, later bleven er nog verschillende
ceremonies hangen aan de verzekering der grenzen.
Op verschillende plaatsen in het Romeinse Rijk en zeker in het
bezette Egypte kende men het grensgeld (Gr.: ólju&ovqiov). Om de
eigendom te verkrijgen moest men dit grensgeld bij een formeel
bezoek aan de naastliggende eigenaren aanbieden. Hierdoor moest
worden voorkomen, dat de buren gebruik maakten van hun voor
keurrechten m.b.t. aankoop van het aan hun eigendom grenzende
goed (zie B.G.U. 830-16).
Het vaststellen der grenzen geschiedde door een consecreatio
of offermaal, waaraan de buren (amtermini) aanzaten.
125
m) Bernhardy, Grundriss der röm. litt., 1850, blz. 303.