Ook bij het Duitse kadaster maakt men gebruik van hulpkaar- ten; alleen wordt ook hier op een voor ons ongebruikelijke wijze gewerkt. Op de hulpkaarten, die van wisselend formaat zijn, wordt namelijk zoveel mogelijk vermeld, ongeacht sectie en blad. De nieuwe toestand wordt in rood vermeld, terwijl voor de vervallen toestand op de hiervoren genoemde wijze wordt gehandeld. Ze zijn doorlopend genummerd, maar komt in een later dienstjaar een perceel in aanraking, dat reeds op een hulpkaart staat vermeld, dan wordt zonder bezwaar de nieuwe toestand in de oude figuratie gekaarteerd. Natuurlijk heeft ook dit onduidelijkheid tengevolge. Wel wordt in het hoofd aangetekend, voor welke dienstjaren de hulpkaart is gebruikt. De nieuwe nummers worden niet in een verwijzingsstaatje vermeld; of een verwijzing, zoals bij ons in de metingsstaat geschiedt, in het Duitse kadaster ook plaats vindt, is ons niet bekend. Wel zijn in de Feldbücher verwijzingen gevonden zonder een grootte bij elk der delen. Op de hulpkaarten (Ergan- zungskarte) werden ook dikwijls meetgetallen aangetroffen. Voor het terugzoeken van een vroegere figuratie maakt men gebruik van het dienstjaar, waarin het betrokken nummer is ontstaan; dit num mer moet men echter uit het Flurbuch (ons register no. 71) halen. Omdat het terugzoeken in het Nederlandse systeem niet uit te voeren is, zal men overgaan tot het aanleggen van lijsten 78a (voor hulpkaarten en veldaantekeningen tezamen één lijst), waarop de nummers staan vermeld van alle percelen, die op de Duitse hulp kaarten voorkomen, met verwijzing naar het rode, Duitse nummer. Van hermeten gebieden waren in enkele gevallen hulpkaarten bijgevoegd, die bestaan uit een lichtdruk van het gehele plan, ter wijl daarop de nieuwe toestand in rood was aangegeven. Het be hoeft geen betoog, dat men op deze wijze snel een hulpkaart kan opmaken, maar evenzeer is het duidelijk, dat men aldus een indruk wekkend groot archief krijgt. Het is ons gebleken, dat men in Duitsland niet consequent voor het gehele land eenzelfde wijze van werken doorvoert. Wat het veldwerk betreft, dit vertoont wel enige overeenkomst met het onze. Alleen is de overzichtelijke wijze van werken niet terug te vinden. Ook op één veldaantekening kwamen vaak posten van verschillende secties voor. In het hoofd worden geen perceel nummers vermeld. De veldwerknummering geschiedt per dienst jaar. Deze stukken worden later ingebonden in delen van ongeveer 10 cm dikte. Hierbij worden schrifturen, berekeningen en ver wijzingen mede opgenomen. Bekijken wij thans verder de werkwijze, die werd gevolgd om de onvolkomenheden en fouten in de calques te ontdekken. Vele op de Duitse plans foutief vermelde nummers konden nog achter haald worden bij de invulling van het register no. 71, dat uit het 184

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1951 | | pagina 16